UITVAARTEN

Omschrijving van de eenzame uitvaarten in Nederland bijgewoond door de dichters in dienst van de stichting Eenzame uitvaart

woensdag 30 januari 2008

EENZAME UITVAART NUMMER 6, DEN HAAG


I.M. Paolo Carpentieri, geboren op 6 december 1929 in Tilburg, overleden te Den Haag op 23 januari 2008.

Begraafplaats Oud Eik en Duinen, woensdag 30 januari 2008 om 11.00 uur.

Dichter van dienst: Erwin Vogelezang



Wat ik bij het schrijven van het gedicht niet wist is dat meneer Carpentieri de zoon was van een van de vele Italianen die aan het begin van de 20e eeuw naar Nederland emigreerden om in de granietindustrie te gaan werken. Dat meneer Carpentieri timmerman was wist ik evenmin. En dat hij, het lievelingetje van zijn moeder, muzikant was had ik zelfs niet kunnen raden. Toch: meneer Carpentieri speelde in de jaren '50 en '60 drums in een band waarvan ook zijn broer deel uitmaakte. De buren hebben het geweten, want de Carpentieri's oefenden thuis en – tsja – die oude huizen zijn knap gehorig. Bovendien hielden de heren muzikanten er tijden op na die niet altijd even goed aansloten op het natuurlijke ritme van hun noestwerkende generatiegenoten.

We weten dit nu omdat zich vijf minuten voor aanvang van de plechtigheid – stemmig weertype, dito dragers – een vroegere buurman meldde. Hij had de overlijdensadvertentie in de krant gelezen en bleek oprecht ontroerd. Misschien omdat hij Paolo sinds 1966 niet meer had gezien. En misschien omdat diens overlijden hem op zijn eigen sterfelijkheid attendeerde. Want ook buurman had de dood in de ogen gekeken. Buurman was zelfs even "afgeschreven" geweest, als een beduimeld bibliotheekboek. Een pacemaker "met drie draden" had zijn leven gered. Hij mocht zelfs weer rennen. Het voelde als een wedergeboorte. Toen ik hem vertelde dat hij statistisch gezien dus nog minimaal 70 jaar te leven had moest hij lachen. Daarvoor had hij gehuild. Om Paolo, die hij zich nog zo goed kon herinneren. Om het leven. En om de dood. We gaven hem ons sneeuwklokje en het ingelijste gedichtje. Om op de kist te zetten, wat hij deed. Bij het afscheid van Paolo sprak buurman enkele woorden. Bij het afscheid van ons zwaaide hij – beide armen in de lucht.




paolo's pedalen

van het begin weten we niets – er is een begin
denkbaar dat troost biedt; hand in de holte van je rug,
papiertjes tussen de spaken, een zonwarme vlag
haar achter je aan. een wonder, vond moeder,
en jij vond dat van haar.

van wat volgde weten we dit – er was een vrouw,
er waren geen kinderen, een huis vol geen kinderen
en jij. misschien wilde je vliegtuigjes voor ze vouwen,
een palazzo van tetra-paks bouwen, je liet na
voor wie ongeboren of gestorven was.

we weten wat we vonden – scartabello, briefjes, tijd
die kwam en ging. het zou iets kunnen betekenen
voor hen die achterbleven. maar niemand blijft achter,
paolo, we volgen allemaal, hoog op de pedalen,
haar in de wind, geratel tussen de spaken.




(C) voor gedicht en verslag: Erwin Vogelezang




+

vrijdag 25 januari 2008

EENZAME UITVAART NUMMER 88 Amsterdam

I.M. Marinus Petrus Maria Delhaize, geboren 28 april 1934 Steenbergen, overleden in verpleeghuis Slotervaart op 15 januari 2008 om 15.05 uur.

Begraafplaats Vredenhof, donderdag 24 januari 2008 om 10 uur ‘s morgens.

Dichter van dienst: Eva Gerlach


Er is nog familie, een broer en een zus, maar die willen niet naar de uitvaart komen. ‘Zij hebben al heel lang geen contact meer.’ De melding is afkomstig van Ali Mahmut, die verder niets weet te vertellen. Het in een instelling altijd pijnlijk nauwkeurig vastgestelde tijdstip van overlijden. Ja, dit nog: voor hij in het verpleeghuis werd opgenomen woonde hij op het Jacob Frankehof in Amsterdam.

Ik google het verpleeghuis, dat nogal onder de indruk is van de eigen verdiensten. ‘Verpleeghuis Slotervaart in Amsterdam West biedt woonruimte aan ongeveer 300 mensen, verdeeld over negen woonafdelingen. Daarnaast bieden we de mogelijkheid tot kortdurende opname of thuiszorg. Bovendien bieden we activiteiten en voorzieningen, waar ook buurtbewoners graag gebruik van maken. Verpleeghuis Slotervaart biedt cliënten op lichamelijk en of geestelijk gebied intensieve zorg en begeleiding. Elke woonafdeling heeft zijn eigen sfeer en inrichting en heeft voorzieningen als twee huiskamers, een afdelingskeuken, slaapkamers en natuurlijk de sanitaire voorzieningen. Nergens vindt u drempels en overal in huis zijn zithoekjes.’

Verpleeghuis Slotervaart heeft duidelijk visie, visie op wonen, op zorg: ‘Hierbij staat de cliënt centraal en zijn de behoeften, wensen en opvattingen van de cliënt uitgangspunt van de zorg. De betrokkenheid en de wensen van de partner, de familie of andere betrokkenen speelt een grote rol. Over het doel van de opname en over de mogelijkheden van behandeling, verpleging en verzorging wordt bij de intake met de cliënt en betrokkenen overlegd. Er wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke bijdrage aan de kwaliteit van het leven, waarbij het gaat om wonen, zorg en welzijn.’ En nergens dus drempels en overal gezellige zithoekjes.

‘Voor de bewoners van het huis zijn de volgende faciliteiten beschikbaar: Recreatiezaal, bibliotheek, gesproken boek, beperkt eigen meubilair, stiltecentrum, tuin, huisbus, café, kapsalon, pedicure, modeshows, kledingverkoop, menukeuze, en kleine huisdieren zijn toegestaan. Daarnaast is er een gevarieerd scala van activiteiten.’

Activiteiten. Zo noemden ze dat op de crèche van mijn zoontje ook. Om tien uur en om half drie stonden er ‘activiteiten’ op het programma. Welke dat waren, werd niet aangeduid. Dat behoefde geen nadere toelichting, vond men. En aan het einde van je leven is de cirkel rond.

Ik ben benieuwd hoe Eva zich hieruit gaat redden. De middag voor de uitvaart plaats zal vinden mail ik haar: ‘ik dacht aan de muziek morgen, omdat Arcade Fire, ‘My body is a cage’ nu door mijn kamer schalt, waarschijnlijk kent je dochter het wel, misschien is het te wild voor een uitvaart, maar het is wel een mooi nummer, crescendo eindigend, bombastisch orgel, koor: ‘Set my spirit free, set my body free…’ Ze mailt terug: ‘ik heb een gevoel (uitsluitend gebaseerd op de titel) dat mijn gedicht ook die kant op gaat.’ Ik mail haar het liedje. ‘Mooi! Gewoon doen, zou ik zeggen. Als je niks weet, dan mag je invullen - is dat niet uw leidraad, meneer Starik?’

Mijn geliefde stelde vraagtekens bij de keuze voor dit lied. Het ligt misschien te ver van zijn belevingswereld af. Misschien hield hij meer van Gordon. Dinsdag, bij de uitvaart van meneer Crimi, verklaarden de buurvrouwen eendrachtig: geen Gordon! toen we kwamen te spreken over de keuze voor de muziek. Maar dat was meer omdat ze Gordon zelf verschrikkelijk vonden. Maar nu het gedicht van Gerlach in de richting van het lichaam als een kooi dreigt te wijzen, moet het toch kunnen. En dan openen we de plechtigheid met een klein liedje van Raymond van het Groenewoud, om de cirkel te sluiten: Mama moet komen. Mama moet komen, en dan stapt Eva Gerlach naar voren.

Donderdagochtend: veel wind, grijze dag. Op het nippertje steek ik The Nits dan maar bij me: Clouds in the sky. Ik kom gelijk met Eva Gerlach de begraafplaats op lopen: Ali Mahmut staat er al, Ger Fritz, die verklaarde graag weer eens een uitvaart bij te wonen, is ook gekomen, de uitvaartleider, een geheel kale man met een modern brilmontuur, de begraafplaatsbeheerder met zijn opvallend kleine tanden. Ik leg mijn muziekkeuze voor. Gerlach denkt dat het mooi wordt. In de koffiekamer wachten we op de klok van tien. Gerlach vraagt zich af of hier op Vredenhof de klokken luiden, als de kleine stoet naar buiten gaat. Ze meent zich te herinneren dat op Vredenhof de klok niet luidt. Dat klopt, de klok staat in een loods opgeslagen. Het ding is ooit wit geverfd. ‘God mag weten waarom.’ Ger Fritz biedt aan om naar de loods te gaan en daar de klok voor ons te luiden. Het is toch mooier, als de bel luidt. Op St. Barbara doet de klok het wel. Geen zware kerkbons, maar een mooi licht geklingel. De beheerder zal het wel eens aan de Coöperatie vragen, of die klok niet weer eens kan worden opgehangen.

We gaan de aula binnen. Ook de dragers zetten zich in het zaaltje neer. Groenewoud zingt dat mama moet komen. ‘Mama moet komen, mama dek me toe. Geef me wat drinken, geef me een snoepje, mama dek me toe. Heel de dag heb ik gespeeld, op straat en in de school. Mijn schoenen vol met modder ja, maar morgen zijn ze schoon.’ Het nummer duurt amper een minuut. Dan komt Eva Gerlach naar voren. Ze vertelt wie er vandaag wordt weggebracht.
Dat het moeilijk is om iets te schrijven voor iemand van wie je niets weet. Dat ze zich lang heeft afgevraagd wat ze precies zou schrijven voor meneer Delhaize, van wie ze niet eens weet hoe je zijn naam precies uitspreekt. En dat tenslotte in een droom meneer Delhaize aan haar verscheen, vannacht. 'Heb je dat echt vanmorgen pas gemaakt?' vraag ik haar later.
'Jawel,' zegt ze, 'meteen toen ik wakker werd. Ik had eerst iets heel anders, zo'n invuloefening over de pijn van alledag en de rolstoel en met niemand praten en het glas water dat daar maar staat. Nou ja, wat weet je.'



KOOI
(ochtendgedicht voor meneer Delhaize)



Vannacht zag ik u rennen over al die
stenen hier, op sloffen en uw mouwen
fladderden, u was een uitgelaten
parkiet of zo, ik weet niet wat u wou

maar zeker niet de grond in. Hier rust onze
lieve moeder, Altijd samen, Ter
nagedachtenis: u zong het luid en schel,
ik dacht de klok is terug op Vredenhof.

Eens kijken in de tijd: was dat waarom u
zo heen en terug zigzagde excentriek
als een gejaagde haas, getikte prooi,
iets donkers schoot omlaag, maar kreeg u niet,

u zat te vluchtig in uw stof. Qua kleren
ging eerst uw nachtgoed uit, daarna uw vel,
u krijste ongehoord dicht bij de wolken,
wisselde vorm, ik dacht: die komt er wel.

Vandaag houdt u zich stil. U hebt gelijk,
dood is geen grap. Uw tijd is weggegooid,
u zinkt terug, u moet zich concentreren.
U bent niet vrij. Het lichaam blijft een kooi.



Eva Gerlach



Ze legt haar gedicht in vieren gevouwen op de kist, waarop het bloemstuk achterwege is gebleven. Arcade Fire valt in: ‘My body is a cage. That keeps from dancing with the one I love but my mind holds the key. I’m standing on a stage of fear and self-doubt. It’s a hollow play, but they’ll clap anyway. You’re standing next to me. But my mind holds the key. I’m living in an age that calls darkness light. Though the language is dead still the shapes fill my head…An age whose name I don’t know. Though the fear keeps me moving still my heart beats so slow…We take what we’re given. Just because you’ve forgotten, doesn’t mean you’re forgiven…An age that screams my name at night. But when I get to the doorway there’s no one in sight…Standing next to me…My mind holds the key…Set my spirit free.’

Dat knalt erin. Daarop klinken The Nits verzoenlijk, bijna braaf: ‘When I close my eyes, I see your face…I don’t want to fall, I just want to fly. Back to you…’ De dragers komen naar voren. De gordijnen worden opengeschoven. De deuren gaan open. Iedereen staat recht. We gaan de grijze morgen in, achter de baar aan. ‘Waar zijn de bloemen?’ vraag ik aan Mahmut. ‘Ik ga straks bellen. Ze zijn wel besteld. Opletten dat ze straks niet toch op de afrekening staan.’ Als de kist gedaald is, werpen we allemaal een schepje zand. Het schepje gaat van hand tot hand. Dan zakt de kist en lopen we terug naar de koffiekamer. Fritz buigt af en slaat rechtsaf een zijpad in. ‘Wat doet hij nou?’vraagt Mahmut. Ik weet het niet. Mahmut lacht en knipoogt: ‘inspectie.’ Even later arriveert ook Fritz in de koffiekamer. ‘Wat heb je gedaan? vraagt Mahmut, ‘controle?’

De uitvaartleider zegt dat het ‘top’ is, dat het zo geregeld is. Hij zet zijn theorie uiteen dat een mens een zekere energie opbouwt, en dat de energie waarin hij op het laatst leeft, dat dat de energie is waarmee je transformeert, want dat de dood het einde niet is, dat weet hij wel zeker. ‘Mijn belangrijkste levensles is: loslaten. Dan word ik op mijn rug getikt en dan weet ik: loslaten.’ Hij heeft een vriend die paranormaal begaafd is. Ali Mahmut weet zeker dat energie in lagen is opgebouwd, er zijn overal lagen; met zijn handen beeldt hij de planken van een boekenkast uit. Dan pakt hij het topje van zijn vinger beet en zegt dat een cel in die vinger bijvoorbeeld geen weet heeft van het grotere geheel waarvan die cel deel uitmaakt: die cel weet niets van de hand, de arm, zelfs het hoofd waarmee hij verbonden is, en zo geldt dat, naar zijn inzicht, voor de mens ook: die heeft geen weet van het grotere geheel waar hij deel van is, het universum, planeten. Ik vul aan dat die cel in zijn vinger in feite een enorme leegte is, een kern waaromheen neutronen draaien, net als in het universum, zeg maar. Hij knikt enthousiast. Dat de mens zichzelf centraal stelt, zeg maar bovenaan, zegt niets. Het universum is zo groot. En rond. Alles gaat in cirkels. Nu wordt de boekenkast vervangen door een trage ronde in de lucht van de koffiekamer.

De uitvaartleider vindt dat alles wat leeft van dat universum deel uitmaakt. Als de mens sterft, en dus in een andere laag energie terechtkomt, geldt dat ook voor een plant, of voor een mug. Gerlach twijfelt. Als een mug in het paradijs terechtkomt, is er wat haar betreft al geen sprake meer van een paradijselijke toestand. We kunnen wel van alles bedenken, als mens, maar er is één ding dat we niet kunnen: onszelf afwezig denken. Een eenmaal aanwezige mug is ook niet eenvoudig afwezig te denken.

Zo wordt er gefilosofeerd, op deze grijze morgen.
Iedereen schrijft zijn naam in het vergeetboek. Fritz zet onder zijn naam: Stichting de eenzame uitvaart. Ik steek de uitvaartpen in mijn binnenzak. Dat heb ik zo van hem geleerd. Even later vraagt hij: ‘heb jij die pen gestolen?’ Hij controleert zijn binnenzak. Daar zitten er nog twee. ‘Hindert niet,’zegt hij dan, ‘ik kan nog wel even vooruit.’

*
(Op www.starik.nl/stariks vindt u nog een kleine aanvullende overpeinzing naar aanleiding van deze bijzondere uitvaart.)





+

dinsdag 22 januari 2008

Eenzame uitvaart nummer 87

I.M. Vito Crimi 10 december 1932, Italië, † 4 januari 2008, Amsterdam

Begraafplaats Vredenhof, dinsdag 22 januari, 9.30 uur

dichter van dienst: Anneke Brassinga.


Vito Crimo stond sinds 26 september 1972 in Amsterdam ingeschreven. Hij is nooit getrouwd geweest, geen kinderen. Hij is door de politie gevonden in zijn woning aan de Wittenstraat in Amsterdam. Hij heeft ‘enige tijd’ dood in zijn woning gelegen. Hoe lang dat is, kan Mahmut niet zeggen. Vito Crimi werd geboren op Sicilië, verhuisde naar Milaan. Het Italiaanse consulaat vindt geen familie daar. Nadat ik de melding van Ali Mahmut binnenkrijg, summier als altijd, wandel ik naar het huis van de overledene. Ik moet raden naar de precieze locatie van zijn woning, de nummers in het portiek ontberen logica. Het zou die woning met de vier glanzende porseleinen siervissen in het raam en die bos bleekpaarse rozen op tafel kunnen zijn, maar die rozen lijken te vers. Vito werd op vier januari al gevonden. Ik ga twee weken later kijken. Er hangen van die Jordaanvitrages voor het raam, in drie boogjes, meer het soort gezelligheid van een oude vrouw dan voor een man alleen, lijkt me.
De bovenwoningen geven weinig informatie prijs. Het gehele gebouw is hardroze gestuct.

Een stralende dinsdagochtend. De zon heeft er zin in, na een week lang regen. Ik wandel van mijn woning naar de begraafplaats. Tien over negen slenter ik het terrein op. ‘Er is nog niemand’, komt een drager op me af, bijna opgelucht dat er toch nog iemand is gekomen. We posteren ons bij de ingang. Hij vertelt dat hij dertig jaar geleden uit Kroatië is gekomen, altijd in de metaal gezeten, toeslagen, goed verdienen, NDSM, ADM, somt hij de verdwenen scheepswerven op, later schoonmaakwerk, ’s avonds schoonmaken, kinderen, studeren, duur. Overdag: dragen. ’s Avonds: schoonmaken, vat hij zijn leven samen. Maar nu niet meer. Kinderen nu goede baan. Niet meer schoonmaken. Alleen nog dragen.

Iets voor half tien komt Ali Mahmut aanfietsen. Even later draait een auto het erf op. Twee dames. Ze sluiten zich bij Mahmut aan, die bij de aula is gaan staan. Dan komt ook Anneke Brassinga aangestapt. We schudden handen. Een piepklein autootje met de twee volgende dragers erin komt aangereden. We wandelen naar Mahmut en de dames, die zich voorstellen als buren van Vito. Anneke wil graag weten of hij grijs haar had. Dat had hij. ‘Het was een mooie man hoor, en altijd goed verzorgd, heel schoon. Nee, bezoek kreeg hij nooit, tenminste, er was paar maanden geleden een vrouw gekomen, en later nog een keer, maar toen deed hij niet open. De huisgenoot van een van de dames kwam haar tegen op de trap. Ze vroeg of meneer Crimi de laatste tijd nog gezien was, in het trapportaal.’ Dat was hij niet.

Dit jaar was de kerstversiering achterwege gebleven. ‘Ieder jaar hing hij lichtjes voor het raam, zo’n snoer, weet je wel, en voor zijn deur een krans, nu ja, een kransje.’ De buurvrouw dacht nog dat hij dit jaar misschien naar familie was. Maar toen die mevrouw geweest was had het haar toch niet lekker gezeten. Een paar dagen later belde ze nog eens aan. Deze keer echt lang. Toen is ze de politie gaan bellen. Dan komt de politie. De brandweer om de deur te doen. Die hebben ze open gezaagd, die zat goed dicht. ‘Nu zit er een plaat op getimmerd, met zo’n brief erop van de politie, niet betreden. Het herinnert je eraan, telkens als je weggaat of thuiskomt.’ Ze hoopt dat de woning gauw weer een gewone deur krijgt.

Anneke Brassinga vindt dat het jaartal van zijn overlijden dan eigenlijk een jaar naar beneden kan worden bijgesteld, als hij al voor de kerst is overleden. Maar zo werkt dat niet. Het is de datum van de vinding, die telt, in onze administratie. Een buurvrouw wil graag weten waar hij is gevonden. Dat wou de politie niet vertellen. ‘Gewoon op bed’ weet Mahmut, Kerstens is in de woning geweest om adressen te zoeken. Mahmut heeft alle nummers in het boekje geprobeerd. Bij een van de nummers sprak zijn gehoor uitsluitend Italiaans, en gooide na twee zinnen de hoorn op de haak. Hij vroeg het consulaat nog eens te bellen naar dat nummer, in het Italiaans, maar ook daar ving men bot. ‘Kennen we niet.’ Geen idee hoe dat nummer dan in het boekje komt.

Mahmut weet nog meer. Vragen die eerder onbeantwoord bleven vinden antwoord. Meneer Crimi is na Milaan naar Zwitserland verhuisd, heeft ook nog in Duitsland gewoond, om uiteindelijk in Nederland te blijven, één steek diep. En dat er dus geen familie is gevonden, niet in Italië. ‘Bureaucratie hè,’ zucht hij, en strijkt met zijn hand langs zijn kin, de korte, grijze baard. ‘Misschien wil de familie hem niet meer,’oppert een van de buurvrouwen, ‘met zijn geaardheid. Dat is in die landen echt een probleem, echt een probleem hoor.’ Ze deden aan groeten, op de trap. Verder kenden ze de buurman nauwelijks. Erg op zichzelf, die man. Heel beleefd, vriendelijk, voorkomend, maar afstandelijk. Hij deed zijn boodschapjes. Hij was erg netjes. Hij veegde de trap, dat deed hij. ’s Zomers in een korte broek. Soms had hij de deur aanstaan en als hij dan iemand hoorde op de trap, kwam hij een praatje maken. ‘Zo van: goedemorgen. Lekker weertje. Alles goed?’ Een van de buurvrouw kan een beetje Italiaans. Vliegvelditaliaans, noemt ze dat. We gaan nu allemaal Italiaanse woorden zeggen. Ik kom met Como esta?, maar dat klopt niet. Cappuccino, dat is al beter.

De lijkwagen arriveert om kwart voor tien. De dragers klagen over de Coentunnel. De uitvaartleidster laat op zich wachten. En wachten. Er wordt druk gebeld met de mobieltjes, waar ze blijft. Ze schijnt op een heel andere begraafplaats gesignaleerd, waarvandaan ze inmiddels weer vertrokken is, omdat daar helemaal geen uitvaart was. We moeten maar afwachten. ‘Misschien kan meneer Starik voor haar invallen,’ oppert Mahmut. Tsja, echt moeilijk is het niet. Je hoeft alleen maar drie keer heren alstublieft te zeggen, aan het graf om een moment van stilte vragen. Zeggen dat er koffie is. Maar de beheerder van Vredenhof heeft de papieren nodig. Zonder papieren begint hij niks. ‘We zouden de muziek vast kunnen aanzetten,’meent de beheerder. Hij biedt koffie aan. We drinken koffie. Heerlijk zeggen we.

Vito Crimi was in zijn jonge jaren een hele mooie man, vertelt Mahmut, hij heeft foto’s gezien. Een met paarden erop, en een met een glas in zijn hand, vrolijk, vrienden, vakantie. ‘Ik denk dat hij in de horeca heeft gewerkt,’ denkt een buurvrouw. ‘Hij had een pensioen uit Italië, iedere maand een paar honderd euro,’weet Ali. ‘Hij werkte in een pizzeria,’ denkt de tweede, ‘ja, hij was een pizzabakker.’

Bijna een uur later dan de bedoeling was kunnen we beginnen. De uitvaartleidster excuseert zich voor de vertraging. De buurvrouwen hebben allebei naar hun werk gebeld, dat het allemaal wat langer gaat duren dan gepland. We gaan de aula binnen op Nessum Dorma, waarschijnlijk afkomstig van zo’n verzamelaar ‘de mooiste klassieken.’ Het eindigt abrupt, op drie minuten zoveel, langer mag een hit niet duren. Anneke Brassinga stapt naar voren, neemt plaats achter de katheder en leest haar gedicht.


Het raadsel
voor Vito Crimi, 1932-2008


In de eerste dagen van het nieuwe jaar
is het of de tijd niet voort meer kan, zo oud
lijkt dan de wereld en zo afgetakeld.

Een van die schamele korte dagen was voor jou
de laatste. Vito - - “leven” zegt je naam
en mijn verbeelding ziet een grijze, taaie

Siciliaan. Chi sei tu? Eeuwige vraag: wie
ben je? Ik heb je huis gezocht, je straat, om stil
te staan bij je raam. Ik zag het uitzicht,

verre brug die opengaat en dicht voor stromen
van verkeer, passanten. Wie bewoonden je gedachten
de vijfendertig Nederlandse jaren, wie zal

onthouden wat je dierbaar was? Hooguit ’n fractie
is van iemand bekend - - zo onbegrensd, de mens.
Maar ieders uitzicht is gelijk: noi tutti

dobbiamo morire, wij allen moeten sterven
ovunque in questa valle di lacrime, hier
in dit tranendal, waar alleen de tijd mag

stromen zonder einde. Jouw stof van dromen,
Vito, wordt in de aarde opgenomen;
het raadsel - - wie je was - - leeft voort.


© Anneke Brassinga, 22 januari 2008.


Ave Maria klinkt op, en dan is het Time to say goodbye. Een buurvrouw snikt. De ander legt een hand op haar schouder, biedt een zakdoek aan. De beheerder doet de deuren van de aula open, schuift het gordijn opzij, het zonlicht knalt als een felle spot de aula in. We wandelen de perfecte ochtend in. De buurvrouwen hebben elkaar een arm gegeven. Aan het graf betrachten we het moment van stilte. Werpen ons schepje zand. De buurvrouwen keren het schepje voorzichtig om boven de kist, ongeveer zoals je suiker in je koffie doet, opdat het zand mooi zacht zal vallen, Mahmut kiept het schepje eenvoudig om boven de kist, boem, ik kies de gulden middenweg. Brassinga tenslotte buigt zich ver over de kist, alsof ze bang is om te morsen, mikt, giet.

We lopen terug naar de aula. De buurvrouwen zijn onder de indruk. Het is allemaal heel mooi gegaan. Ze zijn vol bewondering voor de dichteres, die zo mooi Italiaans kan spreken, in dat prachtige gedicht, en dat het wel heel mooi is, dat het zo gebeurt, allemaal. Geroerd nemen we afscheid. Het was een fijne uitvaart.


© voor het verslag, F. Starik.




+

Labels:

zaterdag 5 januari 2008

Eenzame Uitvaart nummer 11 Utrecht

I.M. Zygmunt Frogan, 19 november 1922, Paris - 1 januari 2008 Utrecht
Begraafplaats Daelwijck, vrijdag 4 januari 2008, 9:30 uur
Dichter van dienst: Nanne Nauta

Op 1 januari is Zygmunt overleden in het zorgcentrum Rozendaal. Een Fransman. Hij sprak volgens de verpleging gebrekkig Nederlands. In het dagelijks leven liet hij zich trouwens Jean noemen. Geboren en getogen in Parijs, een weeshuis weet een vriend aan de telefoon te melden en ja hij heeft nog een zus in Polen maar die spreekt alleen Pools en heeft hij maar twee keer in zijn leven gezien, maar niet gesproken dus.

Na zijn pensioen als vrachtwagenchauffeur is hij met zijn Nederlandse vrouw van Parijs naar Maarssenbroek vertrokken. Zij is een paar jaar geleden overleden en ze hadden geen kinderen. Voor zover bekend was hij wel geliefd in de buurt, hij bezocht dagelijks het winkelcentrum Bisonspoor waar hij een graag geziene gast was.

Het is trouwens een crematie, dat komt bij eenzame uitvaart niet zo vaak voor. De uitvaartondernemer heeft het goed verzorgd, er zijn bloemen, een aula en er is muziek. Het verbaast me dat de Franse overheid er niet is. Hij bleek in het bezit van la Légion d’honneur en uit ervaring met Franse begrafenissen weet ik dat ze dan komen.


Pour Zygmunt Frogan
né le 19 novembre 1922 à Paris
décédé le 1 janvier 2008 à Utrecht


Le camionneur

Le parcours
du vrai camionneur
retourne
toujours à Paris

N’importe si le vent
soit de l’est, si le nez
tourne vers la Pologne

N’importe si la terre
soit du sud, si le cul
tourne vers la Sologne

N’importe si la mer
soit de l’ouest, si les yeux
tournent vers les belles Normandes

N’importe si le feu
soit du nord, si le coeur
tourne vers la belle d’Hollande

Le parcours
du vrai camionneur
retourne
toujours à Paris

Et quand le parcours est fini
le vieux camionneur quitte
les champs et les routes,
dissout dans le brouillard
d’un polder indéfini


Hierna zingt Edith Piaf ons toe dat ze nergens spijt van heeft. Als ik het goed begrepen heb, gold dat ook voor Jean die nu weer Zygmunt heet. We nemen afscheid.


© gedicht en verslag - Nanne Nauta, 2008



+

donderdag 3 januari 2008

Eenzame uitvaart nummer 5 Den Haag

I.M. Bernard Petrus Hendrikus Huisland (1930- 2007)
Uitvaartcentrum Nieuw Eykenduynen, woensdag 2 januari 2008, 11.30 uur
dichter van dienst: Kees ’t Hart


Op vrijdag 28 december belde Henk van Zuiden me van zijn vakantieadres of ik beschikbaar zou willen zijn om een gedicht te schrijven bij de crematie van de heer Huisland en daar ook aanwezig te zijn. Erg veel bekend over hem was er niet. Hij was een aantal dagen daarvoor dood in zijn huis aangetroffen, waar hij vermoedelijk al een paar dagen had gelegen. Hij leidde een sober leven, was timmerman geweest, was ongetrouwd en had geen kinderen. Ook van andere familieleden was niets bekend. De laatste jaren had hij aan een nierziekte geleden. Meer informatie was er niet. Wel had de notaris laten weten dat het op prijs gesteld zou worden wanneer er bij de crematie muziek zou worden gespeeld. Ik zou dat zelf uit mogen zoeken.

Op zaterdag 29 december ben ik naar zijn adres gefietst om eventueel meer informatie bij zijn buren te kunnen krijgen. Ik sprak daar met een buurvrouw die duidelijk nog geschokt was over het plotselinge overlijden van de Heer Huisland. Ze had weliswaar weinig contact met hem gehad, dat zocht hij helemaal niet, maar ze zag hem wel in het portiek, hij groette altijd vriendelijk. Vroeger ging hij regelmatig een eindje fietsen. Haar kinderen noemden hem Opa en vonden hem aardig. Hij ontving nooit bezoek, had eerst zijn eigen vader tot diens dood verzorgd en was verder op zichzelf blijven wonen. Van zijn beroepsleven als timmerman wist ze niets.

Niet al te lang geleden had hij een nieroperatie ondergaan en had hij juist meer contact met haar gezocht. Ze had zelfs een paar keer wat langer op de trap met hem gepraat, hoewel hij ondanks haar verzoek niet verder had willen komen.

Er was behalve de begrafenisondernemer en een werknemer van de begraafplaats niemand aanwezig. Ik heb mijn gedicht voor gelezen en daarna liet ik een nocturne van Chopin ten gehore brengen, No.2 in E Flat major, Opus 9, gespeeld door Idil Biret. Hiermee was de plechtigheid afgesloten.



In Memoriam Bernard Petrus Hendrikus Huisland
Den Haag 1930- 2007

Soms ging je nog wat fietsen
De laatste tijd steeds minder
De buren zagen je gaan en
Komen een man op leeftijd

Geen vrouw geen kinderen
Je was en bleef alleen
Een vriendelijke stille man
Die weinig zei in het portiek

We zijn van elkaar gescheiden
In woorden en herinneringen
Mensen lopen door de straten
Ze zijn in leven al alleen gelaten

Misschien was je jaren geleden
De timmerman die bij mij thuis
een kozijn verving en koffie dronk
Je was van weinig woorden

Als de dood dichtbij is
Beginnen alledaagse raadsels
Aan onze ziel te knagen
Dan kunnen we ernaar vragen

Wie was je wie is de mens
Wie lost het raadsel op
We waren even bij elkaar
Nu moet ik je alweer verlaten.




© voor gedicht en verslag: Kees ’t Hart 2 januari 2008





+