UITVAARTEN

Omschrijving van de eenzame uitvaarten in Nederland bijgewoond door de dichters in dienst van de stichting Eenzame uitvaart

maandag 20 juli 2009

Eenzame uitvaart nummer 7, Rotterdam

Adrianus Henricus Deits, geboren 15 juli 1935, overleden (gevonden) 11 juli 2009 te Rotterdam.

Algemene begraafplaats Crooswijk, vrijdag 17 juli 2009 om 09.30 uur

Dichter van dienst: Daniël Dee

Op vrijdagochtend is het mooie zomerweer omgeslagen. Op weg naar de algemene begraafplaats in Crooswijk is de lucht grijs en het miezert zo nu en dan.

Een paar dagen daarvoor belde dichter Rien Vroegindeweij mij met de vraag of ik een gedicht kon schrijven voor een eenzame uitvaart. Van de overledene, de heer Deits, is nauwelijks iets bekend. De summiere informatie die ik krijg behelst niet meer dan zijn adres, zijn geboortedatum en de dag dat hij dood in zijn woning is gevonden. Er worden geen nabestaanden gevonden en er is verder ook niemand die zich meldt. Adrianus Henricus Deits is 74 jaar oud geworden. Zijn hele levenswandel is één groot vraagteken.

Voor de poort op de Kerkhoflaan 1 maak ik kennis met Egbert op 't Ent die samen met twee vrouwelijke collega's van het team WOL (Wet Op de Lijkbezorging) van SoZaWe een kijkje komen nemen bij de eenzame uitvaart. De namen van Egbert's collega's vergeet ik direct. De vrouwelijke uitvaartleider arriveert vlak daarna en stelt zich ook voor. Ook haar naam vergeet ik direct. Het zal te maken hebben met het gegeven dat ik lichtelijk gespannen ben. Hoewel ik de heer Deits niet heb gekend is er een uniek mens overleden en ik wil mijn afscheidsgedicht zo waardig mogelijk ten gehore brengen. Daar ben ik volledig op geconcentreerd zodat andere omgevingsfactoren nauwelijks doordringen.

Wanneer de lijkwagen arriveert breekt de zon plots door. De hele dienst zal zij blijven schijnen en wordt de temperatuur zelfs aangenaam. Na de dienst zal het weer gaan miezeren.

Gevieren volgen wij de lijkwagen naar de laatste rustplaats van dhr. Deits. Voor de wagen lopen de uitvaartleider en de dragers. De kiezelstenen op het pad knerpen onder onze schoenen en onder de banden van de wagen. Verder is het op de begraafplaats stil en groen. Bij het graf aangekomen tillen de vier dragers de kist in het openstaande graf, buigen en vertrekken. De uitvaartleider, de drie WOL-medewerkers en ik gaan om het graf staan. Ik lees mijn gedicht voor.

Een laatste groet

Bij het overlijden van de heer Deits (15-07-1935 – 11-07-2009)

zo verglijden de dagen soms zon veel regen en altijd wind
mensen ontmoeten elkaar in deze stad of raken elkaar kwijt
aarde, wind, vuur en water blijven kalm in hun element

van de wieg tot het graf kan een hoop gebeuren
wie heeft weet van een ander wie moet er weet van hebben

in de beslotenheid van het eigen wezen zijn wij allen alleen
tot het onvermijdelijke moment dat iedereen zal treffen

de tijd blijft verstrijken voor de overblijvers
alsof er niet een mens alles en voorgoed
meenam aan dromen herinneringen en verlangens

de woorden zijn voltooid of voorgoed verborgen
alleen het water het vuur de wind en de aarde
vertellen de waarheid


'Meneer Deits, rust zacht,' zegt de uitvaartleider waarna er een moment stilte in acht wordt genomen.

Na afloop gaat Egbert op 't Ent met zijn collega's nog bij een ander graf langs. De uitvaartleider vertelt me dat het nooit routine wordt om een mens te begraven, terwijl we naar de uitgang wandelen. Bij de poort van de begraafplaats staat mijn vrouw en gezamenlijk gaan ook wij nog even bij een overleden vriendin op bezoek.



© verslag en gedicht Daniël Dee


+

Labels:

woensdag 1 juli 2009

Eenzame uitvaart nummer 6, Rotterdam

Johannes Jakobus van der Haak, geboren 12 mei 1923 te Rotterdam, overleden 23 juni 2009 te Rotterdam

Algemene begraafplaats Crooswijk, vrijdag 26 juni om 10.00 uur.

Dichter van dienst: Hester Knibbe

Wanneer is iemand eenzaam? Terwijl men wereldwijd rouwt, men elkaar met veel gevoel voor tragiek sniffend in de armen valt vanwege de dood van Michael Jackson, vorm ik in mijn eentje de stoet die Johannes Jakobus van der Haak naar zijn laatste plaats vergezelt. De zon schijnt, er zijn vier keurige heren in het zwart die de auto het kerkhof op begeleiden om vervolgens de kist op de baar te schuiven en naar een graf in vak U te rijden. De dame die de leiding heeft, schikt nog even zorgzaam het lint met Gemeente Rotterdam dat aan het bloemstuk met witte rozen is bevestigd. Zoveel is zeker, zelfs een sloeber die bij leven van straat wordt geschopt, krijgt hier een ordentelijke uitvaart.

24 uur ervoor had Rien Vroegindeweij mij gevraagd “dichter van dienst” te zijn. Van de man waren alleen geboorte- en sterfdatum bekend, meldde hij, van zijn leven daartussen niets. Behalve dan dat hij enig kind was, nooit scheen te zijn getrouwd en dat hij de laatste paar weken van zijn bestaan had doorgebracht op de palliatieve afdeling van het Verpleeghuis Antonius Binnenweg in Rotterdam. Het was een vriendelijke, rustige man die erg op zichzelf was, werd daar van hem gezegd. Was hij eenzamer dan Michael Jackson die het maar niet met zichzelf kon vinden?

Hoe schrijf je een gedicht over iemand van wie je niets weet, waarbij je je zelfs geen gezicht en gestalte kunt voorstellen? Het is als met een woord waar je maar niet op kunt komen: je gaat omschrijven, je probeert je een basaal leven voor te stellen, je probeert daar wat hoogte- en dieptepunten in te forceren. Maar zelfs die hullen zich in grijstinten.
Misschien had ik de man in mijn gedicht van een tweede leven moeten voorzien, eentje met glamour, reizen en veel feest, hem een soort popidoolstatus moeten aanmeten: beter laat dan nooit.
Misschien dat ik het een volgende keer ook ga doen, dat ik zo’n anoniem bestaan optil naar het niveau van een Olympus. Immers, elk mens zou geschapen zijn naar het beeld van een god.


Bestaan

Voor Johannes Jakobus van der Haak
12 mei 1923-23 juni 2009



Wie wordt geboren weet van leven niets
telt nog geen uren dagen jaren, maar bestaat alleen
uit slaap en schreeuw om moederborst. Wie

opgroeit droomt: ik ben het vorstelijk begin
van iets dat iedereen verbazen zal, ik word
de spil van het heelal en als ik doodga moet
een lange stoet mij treurend uitgeleide doen. Wie

groot is dorst naar al het grootse dat hem nog
ontglipt, een liefde die maar niet, en houdt voor alle
zekerheid het klein vertrouwde bij de hand, is doende
voor de kost, een huis, wat centen op de bank.

U had een moeder, zij wellicht haar fantasie:
mijn enig kind dat zeer geslaagd, vijf dochters
en zes zonen hebben zal, een elftal dat rumoerig
op bezoek morst met mijn frisdrank, koek

mijn goede raad. Maar soms staat iemand op zichzelf
en heeft daaraan genoeg. Wellicht zat het alleenzijn u
behaaglijk als een oude kamerjas, een tweede
huid en trok u die bij voorkeur

rustig met de eerste uit. U kent mij niet en ik
weet van uw leven niets. Had het de saaiheid van
een pasgemaaid gazon waarin geen spriet frivool
het mes ontsprong of was het nu en dan een wilde

bloemenzee? Als afgezant van ieder die nog mee
en moet, sta ik zo vragend bij uw dood, bij u:
een man die bijna anoniem de ogen sloot.


© voor verslag en gedicht Hester Knibbe