UITVAARTEN

Omschrijving van de eenzame uitvaarten in Nederland bijgewoond door de dichters in dienst van de stichting Eenzame uitvaart

zaterdag 22 november 2008

Eenzame uitvaart te Antwerpen, nummer 1

I.M. ELHASSAN OUGFA
Antwerpen, verslag meldt begraafplaats en tijdstip niet.
Dichter, en tevens van verslaggever van dienst: Maarten Inghels

EEN MOEILIJK LIEF
21.11.08 overgenomen van: http://maarteninghels.collectiefwolf.be/2008/11/21/moeilijk-lief/#more-707

Enkele jaren geleden hoorde ik voor het eerst iemand over De Eenzame Uitvaart vertellen. Dat moet Andy Fierens geweest zijn, die vertelde dat Bart F.M. Droog het project onder zijn toenmalige stadsdichtersvleugels nam. Deze Groningse dichter nam zich bij de aanstelling als stadsdichter voor de uitvaarten te bezoeken waar niemand anders kwam en besloot, namens de stad, de zogenaamde eenzame uitvaart met een gedicht te begeleiden. Het was F. Starik uit Amsterdam die het project verder uitdacht, enkele belangrijke aanvullingen deed en er een mooi boek over schreef met de toepasselijke titel ‘De eenzame uitvaart’. Na het lezen van het boek was ik gewonnen. Ik wilde De Eenzame Uitvaart naar Antwerpen halen. Een grootstad met dezelfde kwaaltjes en margefiguren als Amsterdam. Een stad met een stroom waar wel eens eenzame figuren in werden gevonden. Straten waar mensen geregeld in verdwaalden, en ook nooit meer uit terug kwamen. Een stad dewelke wordt beschouwd als ‘een moeilijk lief’ (volgens Lanoye’s stadsgedicht).

De eenzame uitvaart in Antwerpen organiseren zou de eerste grensoversteek zijn. Het initiatief kent in Nederland landelijke bekendheid (er zijn Eenzame Uitvaarten in Amsterdam, Utrecht, Den Haag, Groningen, …) maar vooralsnog reageerde Vlaanderen hier niet op. Nochtans moet een grootstad zoals Antwerpen, met eveneens een traditie van stadsdichters (Tom Lanoye, Ramsey Nasr, Bart Moeyaert en Joke van Leeuwen), eenzame uitvaarten kennen en kan het tot het takenpakket van een stadsdichter behoren. Een Eenzame Uitvaart is een typisch stedelijk fenomeen en kan begeleid worden door dichters om zo aandacht te besteden aan een maatschappelijk probleem, dat vaak vanuit de marge weerklinkt, maar dat weinig weerklank kent in de maatschappij.

Het toeval wil dat ik in het kader van mijn opleiding Nederlands, theater-, film- en literatuurwetenschappen een stage van twintig dagen moest voltooien in een theatergezelschap, in de literatuur of in een filmhuis. Ik wist dat twintig dagen nooit voldoende zouden zijn. Veel te kort. In april 2008 ging ik langs bij Michaël Vandebril, coördinator van Antwerpen Boekenstad, de organisatie die het stedelijk letterenbeleid in Antwerpen verzorgt en de stadsdichters begeleidt in hun takenpakket, en deed het concept ‘De Eenzame Uitvaart’ uit de doeken. Ik moest een organisatie hebben die me zou bijstaan in de organisatie, en bovenal geld had.

F. Starik stapte naar het Amsterdams Fonds voor de Kunst en kreeg voor ‘De Eenzame Uitvaart’ als sociaal-artistiek initiatief subsidies om de dichters bij twintig eenzame uitvaarten te vergoeden. Dit is een belangrijk punt. Als de dragers, de uitvaartleider, de beheerder van de begraafplaats, volgens F. Starik, betaald krijgen voor hun werk, waarom de dichters dan niet? Het geld maakt een beslissend verschil in de receptie van de opdracht; er wordt gevraagd een echt gedicht te schrijven. Er zal geen vals gejammer klinken. Wat later werd de Stichting de Eenzame Uitvaart opgericht.

Michaël was enthousiast: ik kreeg vanaf september 2008 een bureau, een computer, een telefoon, twintig dagen en zelfs een beetje geld. Naast ‘De eenzame uitvaart’ mocht ik ook de ‘Donderdagen van de poëzie’ voor seizoen 2009 programmeren, twee donderdagen in de maand poëzielezingen in het Letterenhuis en de bibliotheek Permeke.

In juli 2008 pleegde de diepgelovige Marokkaanse Elhassan Ougfa zelfmoord. Hij woonde in een zelfgebouwde hut in het bosje naast het koninklijk paleis van Laken. Voorheen berichtten enkele kranten over de merkwaardige woonplaats van de dakloze man (hij had een zelfgebouwde oven en een mini-moskee), en voornamelijk over zijn strategisch gekozen plaats als ‘buurman van de koning’. Hij ging evenwel een Eenzame Uitvaart tegemoet aangezien geen familieleden werden gevonden om de repatriatiekosten te vergoeden. Het Brusselse Collectief voor Straatdoden calculeerde dat er jaarlijks 30 daklozen sterven in de Brusselse straten, vaak eenzaam en verlaten (Bron: De Morgen).

Ik schreef toen het gedicht ‘Elhassan Ougfa’ om te weten of deze hachelijke taak mij lag, en om het fenomeen aandacht te geven. Het gedicht verscheen op mijn persoonlijk weblog:


ELHASSAN OUGFA

Je had alles kunnen worden maar werd
het niet; een winkelier van lege dromen
verzameld in een oude pan, of een prins
die zijn buren bezoekt. Voor niets ging
je op de foto in de krant, met je stofjas
en broek gestreken aan de muren van je hut.
Misschien had je met al het opgespaarde leed
een letter kunnen kopen, om zo je verhaal te vertellen.
Over de sleutel op je deur tegen hoge ogen
van paleiskantelen. Of het sprookje van de cirkel
met vondsten die zich steeds dieper het bos in groef.
De ijskast als een wasbak. Achter in je hut had je een moskee,
misschien bidde je daar ’s avonds met de koning mee.


© Maarten Inghels


Een bureau, een telefoon en een computer waren niet genoeg voor Eenzame Uitvaarten. Ik mailde F. Starik om raad. Vrij snel kreeg ik antwoord, maar dat klonk erg voorzichtig. Er werd me duidelijk gemaakt dat er geen geklungel aan het graf gewenst was. Starik waarschuwde me voor: “de medewerking van de instantie die de eenzame doden bij jullie ‘verwerkt’: zij moeten het een goed idee vinden, anders heb je niets. Daaruit voortvloeiend: het is een uiterst delicate zaak, zeker in de ogen van instanties, die met een heel ander begrippenapparaat en referentiekader aan hun doden denken dan waarmee de dichters werken: het is dus van het allerhoogste belang dat je erin slaagt om de betrokken Dienst (*) van het belang te overtuigen.” Gelukkig had ik die dienst al gevonden: Antwerpen Boekenstad. Een week later stonden Starik en ik samen op het poëziefestival Onbederf’lijk Vers in Nijmegen. Met een bang hart vertrok ik met de trein maar mijn angst was ongegrond. Vinkenoog, wie ik daarvoor al had ontmoet, riep mijn toekomstdromen over uitvaarten met dichters in Antwerpen naar Deelder en omstaanders en Starik riep na mijn optreden – voor het laatst met losse blaadjes, een week later zou mijn debuutbundel uitkomen – “goed, sterk spul” en gaf daarmee zijn zegen voor De Eenzame Uitvaart in Antwerpen.

In De Morgen van 25 oktober 2008 verscheen ook het artikel over de verlaten baby in het Rivierenhof waar men met een uitvaart afscheid van nam, nomen nescio. Er werden nooit ouders of nabestaanden gevonden. Een moeilijke taak voor het OCMW, waarbij de Eenzame Uitvaartdichter een hulp bij kan zijn, om de aandacht te richten op zulke akelige fenomenen, maar evengoed om een respectvolle uitvaart te verzorgen. Ik had ondertussen al contact gehad met het OCMW die me doorverwezen naar het Departement Maatschappelijke Integratie (cel CMO). Het telefoongesprek met dit departement was hoogstens merkwaardig te noemen. Wanneer ik het concept uit de doeken deed werd het even stil aan de andere kant van de lijn. Ik vroeg hoeveel zogenaamde eenzame uitvaarten er jaarlijks plaatsvonden. Daar moest de mevrouw even naar zoeken. Enkele dagen later, op de treinreis Antwerpen – Nijmegen, belde ze me terug en vertelde dat het OCMW jaarlijks zo’n 500 uitvaarten verzorgt; voor mensen zonder geld, zonder dak of zonder papieren. Toen moest ik even slikken, ik verstond ze slecht door het razen van de trein, maar die 500 uitvaarten had ik goed gehoord. Ze stelde me voor een aanvraag in te dienen voor een ‘projectsubsidie voor culturele, sportieve en sociale participatie van OCMW Klanten’.

Dat dossier is nu af, met de vraag voor subsidie om jaarlijks 20 Eenzame Uitvaarten te vergoeden. Ik belde de functionaris van de begrafenisondernemers van het OCMW op en maakte een afspraak voor een gesprek.

© Maarten Inghels

(*) Met die Dienst werd de Sociale Dienst bedoeld, die in Amsterdam zo’n vierhonderd uitvaarten van ‘minvermogenden’ verzorgt, en in Antwerpen dus nog een honderdtal meer, niet een mogelijke geldschieter. (F.)



+

maandag 17 november 2008

Eenzame uitvaart Rotterdam. Nummer 3.

De heer Kurt Wilhelm R. geboren te Kiel, Duitsland, 2 september 1934, overleden te Rotterdam, 29 oktober 2008 te Rotterdam.

Begraafplaats: Algemene Begraafplaats Crooswijk, donderdag 13 november 2008, 11.00 uur.

Dichter van dienst: Hester Knibbe

Op maandag 10 november meldt Peter Boertjes van de Dienst Stedelijke Zorg, afdeling WOL (Wet op de Lijkbezorging) telefonisch de dood van de heer Kurt Wilhelm R., die voor een Eenzame Uitvaart in aanmerking komt. Een man van 74, Duitser van geboorte, maar al heel lang woonachtig te Rotterdam.

Kurt Wilhelm R. verbleef al ongeveer een half jaar in verzorgingstehuis De Provenier, maar hij had zijn woning in Rotterdam-West nog aangehouden. Daar had zijn bovenbuurman hem een dag tevoren in de portiek aangetroffen. Hij wilde wat spullen ophalen en zou twee dagen in zijn huis blijven. Maar hij was zo uitgeput dat hij niet in staat was de trap naar zijn woning te beklimmen. De buurman heeft hem naar boven geholpen en de volgende dag herhaaldelijk bij hem aangebeld en op de deur gebonsd. Nadat de buurman het verzorgingstehuis had ingelicht, is de politie gewaarschuwd die de deur heeft open gemaakt. In de woning troffen zij Kurt Wilhelm R. levenloos aan, in elkaar gezakt op zijn rollator. Op een deur vond men een briefje waarop stond welke mensen van zijn overlijden in kennis moesten worden gesteld. Er bleken nog een zus en een zoon in Duitsland te zijn. Maar zij hebben laten weten niet voor de begrafenis naar Rotterdam te komen.

Ik heb Hester Knibbe gebeld, dichter van dienst voor deze derde Eenzame Uitvaart in Rotterdam, en Menno van der Beek, de volgende op rij in de poule des doods. Om te ervaren hoe het is om een eenzame uitvaart te verzorgen. Als ik aankom, rijdt de lijkwagen net de toegang naar de begraafplaats op. Hester en Menno staan te wachten. Ook de buurman en twee medewerkers van het verzorgingstehuis zijn aanwezig. Met elkaar vormen we toch nog een stoet van vijf personen. De week daarvoor was ik bij een begrafenis waarvoor honderden mensen zich in een kerk hadden verzameld en met het Adagietto uit de 5e Symphonie van Gustav Mahler werden verwelkomd. Nu begeleidt de stilte op het altijd weer prachtige kerkhof Crooswijk ons naar het pas gegraven graf.

De uitvaartleider vraagt of we willen dat in onze aanwezigheid de kist zakt. Hester leest haar gedicht en legt het daarna op de kist, twee bloemen worden erbij gelegd. Dan zakt de kist in de diepe kuil, voor een stapeling van drie, waarvan onze dode de eerste is.



In memoriam Kurt Wilhelm R.


Geboren in Kiel waarop bommen vielen toen u
een kind was. Kwam ausgerechtnet naar deze stad
waarop bommen vielen toen u een kind was.

We hebben elkaar nooit ontmoet, maar ik denk ons
samen aan tafel en vraag nieuwsgierig waarvan u
droomde: Weltmeister worden misschien in turnen of
meisjes vermurwen? En hoe gaat zoiets dan, hoe beland je

waar bijna niemand je groet, alleen nog een buurman
die vraagt hoe het er voorstaat vandaag of iemand die
langskomt van de verzorging. En wat als trap op trap af
almaar moeilijker gaat, als zoonlief niet belt, je zus

je niet even opbeurt in je moedertaal? U mompelt iets over
geleidelijk: weer iemand weg, Hund tot. Dan: ik merkte hoe
krap en tegelijk veel te groot mijn huid, heel dat leven om me
heen hing. Mit Schmerz in der Welt, er al afgeschopt nog voor

die andere pijn mijn hart implodeerde. Ik knik, noteer
ondertussen: hier zitten we, schmalzen, schlürfen und schmieren
en kunnen het lijf dat ons inhoudt niet in- en uitlopen. Zo schrijf ik
al pratend met u deze afscheidsbrief uit naam van wie leeft

en die ik u meegeef, die spoedig van het papier lekken zal.
Mein lieber Herr Riecken, ik schud u de hand. Laat het
u ginds rianter vergaan, in einem Himmel nur mit Liebe.



© gedicht: Hester Knibbe

© verslag: Rien Vroegindeweij




+

dinsdag 11 november 2008

Eenzame uitvaart nummer 102

N.N.
Begraafplaats St. Barbara, maandag 10 november, 15.15 uur
Dichter van dienst: Erik Menkveld

‘Melding komt binnen via de politie op 3 november om 12.35 uur. Bureau Meer en Vaart, de heer Steers. Onbekend lijk uit water gehaald, aan de Lutkemeerweg ter hoogte van huisnummer 274. Identiteit nog altijd onbekend, het lichaam is vrijgegeven op 4 november. Begraven op St Barbara, een steek diep, vak B, grafnummer 51,’ meldt het ambtsbericht dat Van Bokhoven faxt.

‘Koffer met lijk aangetroffen. Amsterdam - In een sloot langs de Lutkemeerweg in Amsterdam Osdorp is donderdagmiddag een koffer met het lijk van een man aangetroffen. De politie gaat ervan uit dat het slachtoffer door een misdrijf om het leven is gekomen. Medewerkers van de reiniginsdienst troffen de koffer in de sloot aan en wilden deze op de kant trekken. Daarbij ontdekten ze de gruwelijke inhoud van hun vondst. Over de identiteit van het slachtoffer is nog niets bekend. Hoe de man om het leven is gekomen wordt onderzocht.’ Bron: www.blikopnieuws.nl. De Telegraaf weet online te melden dat de politie niets wil zeggen over de staat waarin het lijk verkeert. Ook online nieuwsdienst nu.nl plaatste een kort berichtje over de dode. Alle berichten dateren van 10 oktober. Sindsdien is er niets over de dode naar buiten gebracht.

Fotootjes die bij de berichten zijn geplaatst laten een grauwe sloot zien, een ambulance, van dat rood-witte plastic afzetlint, mannen in reflecterende hesjes. Het lijdt geen twijfel dat de foto in de herfst moet zijn genomen. De maandag dat de onbekende man wordt weggebracht is het weer onstuimig te noemen, een harde wind gepaard aan felle regenbuien. Die ochtend heb ik een andere afspraak, op de terugweg geraak ik in enkele minuten geheel doorweekt. De regenjas die ik te drogen hang is zo zwaar geworden dat het hangertje afbreekt. Ik neem mijn nieuwe uitvaartmantel uit de kast, en ook daarvan breekt spontaan de meegeleverde hanger af. Als ik dadelijk de deur uitga, de deur enige weerstand biedt omdat de kapstok te vol hangt, zal een derde hanger het begeven: het is vandaag kleerhangertjeskapotgadag, kennelijk. Met weinig vertrouwen ga ik op weg, maar het blijft droog, de fiets blijft heel.

Als ik op de begraafplaats kom aanfietsen zie ik Erik Menkveld komen aanrijden in wat in mijn wereld een Citroën Berlingo wordt genoemd, een model dat ook door diverse andere automerken vrijwel identiek wordt aangeboden, iets wat het midden houdt tussen een personenauto en een busje, een poor man’s MPV. De dragers staan, vier in getal, klaar bij de poort, met aan het hoofd een uitvaartleidster, die ik niet eerder heb gezien. Nieuw. Met mijn fiets slalom ik er gemakkelijk langs, even later zie ik ook Menkveld in zijn donkerblauwe auto voorzichtig de begraafplaats oprijden. Geweldige entree, alsof hij het lijk zelf heeft meegenomen.

Even later arriveren ook Kiewik en van Bokhoven van de Dienst, alsmede een antropologiestudente met als specialisatie ‘dood en verlies’ die zich via de site had aangemeld om een uitvaart bij te wonen. Degenkamp, de beheerder van de begraafplaats, heeft een nieuwe bril op, zo’n moderne met een fors montuur, staat hem goed. We bespreken de muziekkeuze van Menkveld. De uitvaartleidster is teleurgesteld dat de door haar meegebrachte cd’s niet zullen worden gebruikt. Menkveld meldde die ochtend over zijn muziekkeuze: ‘Uiteindelijk heb ik drie stukken over (waarvan ik uit onervarenheid niet weet hoe ze in de uitvaart zouden kunnen passen): 1 Een vijfstemmig motet van Anonymus uit de vijftiende eeuw (bij de inloop? Het duurt zes minuten maar is op elk gewenst moment uit te faden) 2 Pranam II van Giacinto Scelsi (Dit stuk zou ik graag in zijn geheel willen laten klinken, 6.15, als inloop lijkt het me minder geschikt) 3 De eerste solo van 'Compassion' van Coltrane (van First Meditations, past mooi na mijn gedicht, 4 min.)

Kwart over drie. We zijn overeengekomen dat we bij het binnentreden op de tonen van het anonieme motet zullen gaan zitten, en dat het muziekstuk gewoon mag uitklinken, dat Erik zijn gedicht daarna zal spreken, waarop het stuk van Scelsi beluisterd zal worden, waarna we op de klanken van Coltrane de aula zullen verlaten. De dichter is gekleed in een geheel zwart kostuum. Hij doet dit voor het eerst. In mijn briefing maakte ik er melding van dat de dichter ‘netjes aangekleed’ dient te verschijnen. Dat is gelukt, ofschoon de beige, suede schoenen niet geheel bij de outfit lijken aan te sluiten. Wij noemen dat: dichterlijke vrijheid. Als de klassieke stemmen zijn uitgeklonken treedt hij naar voren en spreekt, bijna als een beschuldiging, zijn gedicht uit. Ofschoon de dichter beschikt over een aangenaam stemgeluid, komen zijn woorden hard aan. Hier staat niets tussen haakjes.



TROOSTELOOS EERBETOON


Liep er een schuld te hoog op? Klapte je uit de school?
Of was je gewoon een klootzak met pech? Wrong time
wrong place
. In een koffer en weg. Hoe dwars heb je
god mag weten wie gezeten dat ze je zo afdoende
afsneden van alles wat je bent geweest?

9 oktober jongstleden (lees ik op internet) hesen
medewerkers van de reinigingsdienst te Osdorp die koffer
uit een sloot en troffen je daarin aan. Drie weken
later had je nog steeds geen naam. En warempel:
voor een misdrijf werd gevreesd.

Vanachter mijn dichtbevolkte raam staar ik een tijdje
over de lege vlakte van je leven, stel me je jeugd voor,
je huis, je eten, je muziek, je liefdes, de fatale
gewelddadigheden op je uiterste netvlies, probeer
te reconstrueren wat ik deed

op dat vlijmend ogenblik (praten met de juffrouw
van mijn zoontje over zijn vorderingen met rekenen).
Verlies me weer eens dichterlijk in de gelijktijdigheid
en het weinige dat de mens vermoedt van het hem
voortdurend genadeloos omgevende.

Wie doet er zoiets, denk ik naïef. Degene die jou
in stukken sloeg en als grofvuil in het water smeet is toch ook
uit een moeder geboren, zal toch ook op zwemles gezeten,
op grassprieten gekauwd onder de sterren en ooit huiverend
naast een ondoorgrondelijk lief hebben gelegen.

Alles wat jij hebt bemind, genoten, gehoopt, geloofd,
alles wat je is aangedaan of overkomen,
is onoprakelbaar in die ijskoude sloot gedoofd.
Je hebt er geen krantenpapier mee gehaald.
Daarom schraap ik hier deze

woorden bij elkaar – niet als troost,
want wat heb je daaraan als dode, maar als troosteloos
eerbetoon aan het ongehoorde leven dat in je heeft gewoed
voor het voorgoed uit de weg wordt geruimd
‘een steek diep’, in Vak B, grafnummer 51.


© Erik Menkveld


Klonk het eerste muziekstuk vertrouwd, klassiek, het tweede stuk blijkt een duister, haast atonaal klinkende compositie van de afdeling modern-klassiek, dat een diepe pijn lijkt uit te willen drukken, waarop Coltrane’s Compassion wild drummend, levenslustig afscheid neemt van onze onbekende man. Als we achter de baar aan de aula verlaten, zie ik de cd’s liggen die de uitvaartleidster meebracht: 100 meestgeliefde Nederlandstalige liedjes, met een afbeelding van Jan Smit op de hoes, alsmede ‘de mooiste klassieke melodieën.’ Het regent nog altijd niet, al nadert ons vanuit het westen een bijna zwarte wolkenlucht. De kist wordt geplaatst, we wachten om de hoek: de uitvaartleidster heeft ons op een grotere afstand geplaatst dan gebruikelijk, naast ons verzorgt een kleine familie een keurig graf met bloemen en wierook, echte wierook zoals je die in de kerk ruikt, een vlaag bereikt ons, dan mogen we komen.

Het gedicht van Menkveld is met drie hoopjes zand gezekerd. Dan zakt de kist. Ieder werpt een schepje zand. We lopen terug naar de aula. Nieuwsgierig vraag ik hoe de muziek bevallen is. ‘Dat was wel even wat anders dan we gewend zijn,’ meent Kiewik voorzichtig. ‘Maar dat is ook wel eens goed,’ vult Van Bokhoven aan. Menkveld neemt de gelegenheid te baat zijn muziekkeuze toe te lichten, van de anonieme madrigalen, via de componist Scelsi, over wie niets bekend is dan dat zijn muziek in een bibliotheek werd gevonden, tot de compassie van Coltrane. Bij de koffie kletsen we ons terug de wereld in. Eén van de twee duikers van eenzame uitvaart nummer 95 blijkt inmiddels te zijn geïdentificeerd, dat zal binnenkort wel in de krant komen te staan, de recherche gaat nu eerst zijn vrouw opzoeken: hij bleek gewoon getrouwd te zijn. En zijn duikuitrusting, gloednieuw, wil de Dienst Domeinen veilen. De duikwereld is maar klein. Niemand zal die spullen willen hebben. Nog niet gratis. Thuisgekomen gooi de kapotte kleerhangers weg, hang mijn jas over een nieuwe.


© voor het verslag: F. Starik.



+