UITVAARTEN

Omschrijving van de eenzame uitvaarten in Nederland bijgewoond door de dichters in dienst van de stichting Eenzame uitvaart

dinsdag 26 februari 2013

Eenzame uitvaart nummer 160

Eenzame uitvaart nummer 160
I.M. Pascale Marie Monique Rolande Laurin
dinsdag 26 februari 9.45 uur, De Nieuwe Ooster
dichter van dienst: Elma van Haren


Op woensdag vind ik meneer Mahmood op mijn antwoordapparaat: 'Ik ga na vijfentwintig minuten weg,' vertelt hij, 'maar ik ben er weer morgenochtend vroeg, vanaf acht uur kunt u mij bellen.' Maar de volgende ochtend vroeg heb ik een andere eenzame uitvaart. In plaats daarvan bel ik Elma van Haren. Zij kan. Dat is al wat.

Teruggekeerd van de eenzame uitvaart van donderdagochtend luister ik het antwoordapparaat nauwkeuriger af. Het gaat om een Franse mevrouw, geboren op 18 februari 1961, gevonden op het toilet van een woning drie hoog op het Van Limburg Stirumplein. Dat is bij mij om de hoek. Op de deur van de woning staat de naam van een Marokkaan of Algerijn, denkt Mahmood, de huisbaas of de hoofdbewoner. Via de recherche heeft Mahmood contact gehad met familie in Canada, die zich aanvankelijk bereid verklaarde de uitvaart te regelen, maar zich bij nader inzien terugtrok.

'Dus heb ik nu de uitvaart maar geregeld,' besluit Mahmood zijn betoog. De volgende ochtend tref ik Van Bokhoven bij de uitvaart die nummer 159 is genoemd. Ik vertel hem dat Elma graag foto's wil zien, aan de telefoon heeft ze gezegd dat ze voornamelijk in beelden denkt, toen ze laatst voor een artikel door haar aantekeningen struinde, was het haar opgevallen dat vrijwel al haar notities niet zozeer gedachten of ideeën omvatten, maar eigenlijk altijd vanuit beeld vertrekken: 'Ik denk in beelden,' vat ze haar bevinding samen. Van Bokhoven denkt dat er wel een mouw aan te passen valt, hij vertelt erbij dat Mahmood niet naar de uitvaart op de Nieuwe Ooster zal komen, omdat hij dat te ver weg vindt, zover wil hij niet fietsen, maar Van Bokhoven kan de dienstwagen besturen, dus zal hij wel gaan, als de drukte op kantoor dat toelaat.

Dinsdagochtend. Koud maar droog. Droog maar koud. Ik besluit toch te gaan trammen, drie kwartier lang, een keer overstappen. Op de begraafplaats aangekomen tref ik Elma van Haren in gezelschap van een zestal tamelijk haveloze mannen in de wachtkamer. Ik herken er een, hij herkent mij ook, ik kom hem dikwijls in de buurt tegen, een alcoholist met een doorgaans prima humeur, die me altijd uitbundig groet. Hij zegt dat hij vanmorgen nog aan me heeft gedacht, vanwege de uitvaart. Dus hij kende haar, ik vraag hem of ik mevrouw Laurin misschien ook gekend heb, dat lijkt hem niet. 'Ze kwam al jaren niet meer buiten.' Hij trekt een blik bier uit zijn binnenzak tevoorschijn. Ondertussen rolt hij een dikke joint. Dan gaat hij naar buiten om op te steken. Ik begroet de overige aanwezigen, er worden namen gemompeld, handen geschud, nog iemand trekt een blik bier tevoorschijn, van het merk Klok, dat ken ik niet. 'Op zulke dagen heb je dit wel nodig,' verontschuldigt hij zich, en heft zijn blik met een proostend gebaar. De mannen hebben muziek meegenomen, en die alreeds aan de uitvaartleidster ter hand gesteld, zij komt ons even later halen voor de uitvaart. Zij weet ook dat van Bokhoven niet zal komen, die heeft afgebeld.

We slenteren gezamenlijk naar de kleine aula. De mannen drommen samen rond het condoleanceregister, sommigen tekenen, anderen kijken alleen wat er in staat, het is een mooi boek, vinden ze. Van een gedrongen man in kluskostuum, verfvlekken op de broek, verneem ik dat hij Silver heet. Dan klinkt het eerste muziekstuk uit de aula op: Unchain my heart, Joe Cocker. 'Baby, let me be. Cause you don't care, baby, set me free.' we verdelen ons over de ruimte. Hier mag een verfrommelde plastic tas zitten, de levenden verdelen zich gelijkmatig over de stoeltjes. Als bij afspraak barsten de mannen allemaal in tranen uit. Silver blijkt hierop te hebben gerekend: hij deelt gul zakdoekjes uit.

Dan komt de uitvaartleidster naar voren, vertelt dat we bijeengekomen zijn om afscheid te nemen van deze mevrouw met haar prachtige namen, met muziek en een gedicht. Elma komt naar voren, begroet de aanwezigen, vraagt hoe zij mevrouw bij leven noemden: Pascale-Marie, Pascale-Marie, luidt het antwoord eenstemmig. Ze vertelt erbij dat haar gedicht ook uit twee delen bestaat.




Op adem gekomen

I

Iedereen arriveert elk jaar op de datum van zijn verjaardag, viert het feest
en banjert dan het jaar weer door.
Maar iedereen passeert ook elk jaar de datum van zijn sterfdag.
Onopgemerkt. Een stiekeme passage.
Pas als je doodgaat, wordt het je meegedeeld. Dus,

sorry jongens, dat op 18 februari mijn aardse feestje niet heeft plaatsgevonden.
Tien dagen voor de grote dag werd ik gescheiden van mijn tijd
en ter plekke afgesneden van de ruimte die mijn bestaan innam.
Vanaf de 8ste zit ik officieel in Tegentijd. Het muntje rolt nog voor het valt.
Het is een wachtportaal, waar de gestorvenen even op adem
mogen komen tot het besef indaalt:
ik ben mijn lichaam kwijt!

Het lichaam. Jij beweerde, dat het mijne er best wezen mocht.
Lange zwarte haren en heel kleine handen.
Veel jonger leek ik dan ik jaren had, ik lakte vaak mijn nagels
met zwarte nagellak, ik at veel chocolade, mijn vlees was stevig,
maar mijn hart, mijn grote hart, bleek toch te smal voor mijn eigen bloed.
Het brak.

II

Van de 8ste tot de 18e februari mocht ik oefenen in dood zijn.
Een gunst van Boven om mijn onverwachte sterven te leren accepteren.
Jazeker! Doden zijn ook maar gewone mensen, hoor.
Tien dagen liep mijn tijd in het wachtportaal nog door, ik was
de hardrenner die na het lint zijn sprint moet remmen,
wat uit moet hijgen van de strijd.

Ik besef dat de tijd op aarde zijn eigen onwrikbaarheid verspreidt.
Ik zal nu afscheid nemen. Dat heb ik bij mijn leven trouwens al geleerd.
Ik ken die toon, de grondtoon, onderstroom,
dat iedere dag op aarde zijn en jou niet zien of horen, voelen,
weggetikt is in verlies. Die dagen staan opgetast in mijn herinnering
als brandhout voor het laaiend koude vuur aan de kant van zonder zijn.

Als laatste wil ik nog iets vertellen om je gerust te stellen.
Op de 18e, mijn verjaardag, ben ik geslaagd voor mijn echte doodexamen.
Een deur ging open en ik stond in een warme grenzeloze ruimte.
Uit het niets sprongen er ineens duizenden naar voren. Ze toosten,
proosten, zongen, dansten, lachten een verrukkelijke lach
en riepen als uit één mond:
‘Surprise, Pascale Marie Monique Rolande. Surprise!’


Elma van Haren
26-2-2013



Bob Marley zingt dat de zon schijnt, dat het heerlijk weer is. 'To the rescue, here I am.' Mooie, uitgeklede versie, met een jankerige melodica, die bijna pesterig telkens hetzelfde patroontje weeft. Dan vraagt de uitvaartleidster ons te gaan staan, uit respect voor de overledene, terwijl we naar het laatste muziekstuk luisteren, Mink Deville met Ruler of my heart, opnieuw fraai getroffen. Als de muziek is afgelopen buigt de uitvaartleidster voor de kist, dieper dan ik een uitvaartleider ooit heb zien buigen, vervolgens nadert men een voor een de kist, om er een kleine roffel op te geven: voor het laatst wordt er aangeklopt. Elma knikt, ik leg een geluidloze hand op de kist. Spullen worden bij elkaar geraapt, jassen aangetrokken.

Nu is er koffie: drie kopjes raakt men kwijt. Silver vertrekt haastig, hij moet werken, zegt hij, dat geldt de overige aanwezigen waarschijnlijk niet, we zitten wat onwennig bij elkaar. Er wordt wat gemompeld. Ik vraag of Pascale-Marie ziek was, dat ze niet meer buiten kwam, maar nee, ziek is het woord niet. 'Op,' zegt een van de mannen somber. 'Ze was op.' Ik treed naar buiten in het vale ochtendlicht, de uitvaartleidster staat al buiten. We roken. Ze vond het mooi, alles. Het gedicht, de muziek, de mensen. 'Geen façades,' vindt ze. Ik vond het ook mooi. Klein, warm, intens.


(C) voor het gedicht: Elma van Haren.
(C) verslag: F. Starik




+

maandag 25 februari 2013

Eenzame uitvaart nummer 158

Eenzame uitvaart nummer 158
I.M. Daouda Kagouame
donderdag 7 februari 2013, 10 uur, begraafplaat St. Barbara
dichter van dienst: Anneke Brassinga

Meneer Van Bokhoven belt, de maandag voorafgaand aan de uitvaart: 'Even denken,' zegt hij, 'even denken.' Dan weet hij het weer. 'Ik heb hier een meneer uit Ivoorkust. Het betreft een lijkvinding. Hij is een paar maanden geleden vrijwillig vertrokken uit een asielzoekerscentrum in Luttelgeest, hij had geen vaste woon- of verblijfplaats. Hij is op 21 januari gevonden in een woning aan de Leeuwerikstraat, daar sliep hij kennelijk af en toe een nachtje. De hoofdbewoonster hebben we niet kunnen vinden.' Van Bokhoven spelt de naam van de man uit Ivoorkust, letter voor letter, als geboortedatum staat 31-12-183 aangegeven. 'We hebben te weinig gegevens om familie op te sporen en de Ambassade wil niet erg meewerken.'

Ik bel Anneke Brassinga de gegevens door, vertel erbij dat ik zelf de uitvaart niet zal bezoeken: de avond voorafgaand moet ik nog heel laat optreden op het gedichtenbal, de nacht erop vlieg ik naar La Palma. Van Bokhoven denkt dat Ali of Bert bij de uitvaart aanwezig zullen zijn. Anneke gaat aan het werk.

Woensdag belt Van Bokhoven opnieuw: een omvangrijke groep mensen uit Ivoorkust zal de uitvaart komen bezoeken, hij verwacht wel een man of vijftig. Dat betekent dat het gedicht niet zal worden voorgedragen, dat zou misplaatst zijn, opdringerig zelfs. Omdat het gedicht toch geschreven werd, volgt het hieronder.


VOLTOOID VERLEDEN TOEKOMST


Het was niet je bedoeling, jong te sterven
in een vreemd land. 't Doet denken aan de tuinman

die vluchtte voor de dood, naar Ispahaan,
waar juist de dood hem moest gaan halen.

We brengen jou, Daouda, een laatste groet,
bewijzen je de laatste eer - de eerste eer misschien

die jou ten deel valt in dit wereldddeel.
Voor wie asiel zoekt wordt geen rode loper uitgerold.

Maar een man van dertig is zelf vorstelijk,
in de kracht van zijn jeugd. Op zoek

naar geluk reist hij de halve wereld om
van Tiapoum naar Luttelgeest. Het is niet eerlijk,

man van dertig, dat je toekomst stukliep
in een voltooid verleden toekomende tijd: je zou

veroverd moeten hebben een bestaan, om later
trots en oud en moe op terug te kijken.

Wij brengen je een laatste groet
en eren wie je had kunnen moeten mogen zijn.


(C) Anneke Brassinga




+

vrijdag 22 februari 2013

Eenzame uitvaart nummer 159

EENZAME UITVAART NUMMER 159
I.M. Martinus Hendricus Buling
donderdag 21 februari, 10 uur, begraafplaats St. Barbara
dichter van dienst: Eva Gerlach

Omdat ik op vakantie ben, heb ik de eenzame uitvaart even aan Eva Gerlach overgedragen, meneer Van Bokhoven verwachtte nog een Rus, de komende week, vertelde hij, die zou wel in mijn afwezigheid begraven worden. De Rus wordt het niet, bij terugkeer vind ik wie het wel geworden is. Van Bokhoven mailt aan Eva de volgende gegevens:

'Beste Eva,

Het betreft dhr. Martinus Hendricus Buling, geboren 26-3-1934 te Haarlem, adres, Frederik van Eedenstraat, Amsterdam. Is een natuurlijke dood overleden op zijn woning, ik weet niet wat er allemaal gebeurd is op zijn woning op 2-2-2013, raam was ingeslagen, politie en ambulance???. De overledene is op 2-2-2013 overgebracht naar het mortuarium van het Vu, de melding is niet doorgegeven door de politie bij het uitvaartcentrum of bij ons, omdat hij daar maar bleef liggen, daarom heeft het mortuarium op woensdag 13-2-2013 een fax verzonden naar onze afdeling. Heb gisteren de sleutels opgehaald bij de politie en heb gisteren zijn woning bezocht.

Er is geen testament.

Betr. was ongehuwd, geen kinderen, ouders overleden, komt uit een gezin met 4 kinderen, eerste 3 zijn nu overleden en het laatste kind is vertrokken naar de USA in 1979.

Met een vriendelijke groet Ton van Bokhoven'

Als ik weer veilig ben geland, de achterstallige post wegwerk en daarbij willekeurige muziek draai op mijn computer, stuit ik op de 'Letzte Lieder' van Strauss, Ruhe, Meine Seele, gezongen door Jessye Norman, zo mooi, zo mooi. Ik stuur het lied aan Eva. Zij antwoordt:
'Heftig, maar oké wat mij betreft. Die dan misschien als middelste? Mogelijk voorafgegaan door een schrijpend Lied van recente datum zoals u ze zo perfect weet te selecteren? En dat u of ik daarna bijgaande mail van Van Bokhoven voorleest, als zijnde wat er te zeggen valt over meneers leven, en ik na het tweede stuk dan het gedicht (titel 'Omdat hij daar maar bleef liggen') voorlees en vervolgens wat mij betreft nog als besluit Chopin's Mazurka, opus 68?' Ze stuurt het parelende pianomuziekje mee. Schrijft daar achteraan:

'Ik kies deze omdat mijn stiefvader in zeer onplezierig krijgsgevangenkamp in Japan een soort van contact had met een eveneens muziekminnende bewaker buiten de gedek; zij floten elkaar zachtjes flarden klassiek toe en de Japanner smeet ook wel eens iets te eten over de omheining. Contact werd aangekondigd door fluiten van eerste drie maten van deze mazurka, waarna de ander de twee volgende deed.'

'Of alternatief (waarom altijd per se 3 stukken?): info/Strauss/ gedicht/ Chopin. Is maar een voorstel, iets anders ook goed, jij beslist.' Ik antwoord: ' Ik heb Strauss uit de computer op cd gebrand, want kon het originele voorwerp niet vinden, hoop dat het goed gaat. Bij wijze van modern schrijpend lied The Tallest Man On Earth: There's no leaving now.'(Als ik het lied draai besluit ik toch voor een ander lied van dezelfde cd: On every page).
Voorts laat ik haar weten: 'U voert het woord morgenochtend, ik zwijg, hoor en zie.' En:
'Drie muziekstukken omdat dat zo hoort. En zo hoort het ook.'
Dat begrijpt Eva: 'Ritueel=ritueel. Oké.'

Zo voorbereid ga ik op weg, donderdagochtend, ijskoud, maar zonnig. Het water in de vijvers die ik onderweg door het Westerpark passeer is bevroren. Bij de aula tref ik de uitvaartleider, meneer van Bokhoven en zelfs Eva Gerlach is al gearriveerd. Van Bokhoven vertelt over de woning van meneer: volgens hem is er dertig jaar niet schoongemaakt. Voorts is er sprake van een omvangrijke verzameling speelgoedautootjes, van die schaalmodellen, die je zelf in elkaar moet plakken. Van Bokhoven trof in de woning, in een afgesloten kastje, een omvangrijke bundel biljetten van vijftig euro aan, in totaal goed voor bijna 10.000 euro. Ook was er nog een rijkgevulde spaarrekening. Hoewel meneer Buling niet verzekerd was, is dat voldoende voor de acht dragers, die alvast in de aula hebben plaatsgenomen.

Mijn zelf thuis gebrande cd van Strauss blijkt niet te werken, die wordt ingeruild voor Bach, het Air van, dat vindt de uitvaartleider zelf ook altijd heel mooi, zegt hij. Eva levert haar Chopin in, die doet het wel. En we beginnen met de langste man op aarde, die klaaglijk zingt dat jij maar moet vertellen wat hij zelf niet zeggen kan. De uitvaartleider kondigt aan dat we afscheid nemen van meneer Bulting, sorry, Buling. Dat Eva Gerlach een woord zal spreken. Dan komt Eva naar voren en leest de mail die Van Bokhoven haar stuurde voor om te concluderen: 'In al zijn schaarste is dit wat we weten van meneer Buling: dat hij erg alleen moet zijn geweest.'

Dan klinkt het Air van Bach op. Eva komt opnieuw naar voren, nu voor het gedicht.



'OMDAT HIJ DAAR MAAR BLEEF LIGGEN'


Ik praat met je door een muur, het gat is dit
gedicht, een woord een woord en nog een woord
in het van donker doorschijnende oor
waarachter je godweet te luisteren ligt.

Ik steek taal uit – ‘Had je pijn?’ – en hou lucht vast.
Dood is een holte waar geen vraag in past

en taal dekt toe, ik wil je open laten,
wat ik niet van je weet, wordt niet gezegd.
Wat wel. Je was alleen. Ik breng je weg.
Neem me niet kwalijk dat ik met je praatte.




Eva Gerlach



Chopin besluit, we wandelen naar de laatste rustplaats, alwaar we een moment stilte in acht nemen, alvorens de uitvaartleider ons uitnodigt voor een kopje koffie. Dan neem ik de schep maar zelf ter hand, reik die eerst aan Eva over, dan aan meneer Van Bokhoven, om tenslotte zelf een schepje zand te werpen. We drinken koffie, kletsen wat na over meneer Buling en zijn verzameling autootjes. Eva is benieuwd wat er met die dingen gebeurt, daar zat tenslotte al zijn liefde in - ze zou ze desnoods wel willen adopteren. Meneer Van Bokhoven haalt zijn schouders op: aan uitdelen begint de Dienst niet, voor je het weet sta je op de voorpagina van De Telegraaf, we moeten het allemaal netjes en transparant houden, vindt hij, al vertegenwoordigen de autootjes geen economische waarde, daarvan is hij zeker. Voor hem is de zaak gesloten, hij heeft de uitvaart geregeld, de sleutels van het huis zijn terug naar de woningbouwvereniging. De verzameling zal wel worden weggegooid.

Als we afscheid nemen, vertelt Eva nog dat het eigenlijk een wonder is dat ze op tijd gearriveerd is: de buschauffeur was een halte te ver gereden, ze wist niet precies waar ze zich bevond, op goed geluk had ze, bij nadering van een lesauto, een hand opgestoken. Ze werd meegenomen. De jongen die les had - hij droeg een rood baardje - vroeg nog: 'Vertrouw je mij wel, als chauffeur?'

Ze vertrouwde hem. Zo was ze toch nog op tijd gekomen. Als ik wil wegfietsen, kom ik een buurman tegen. We kletsen even over de huizen achter ons, die gesloopt zijn, en gisteren kwam er een brief van de Woningbouwvereniging, dat er voorlopig niets nieuw voor in de plaats wordt gebouwd, omdat het crisis is en het geld is op.

Buurman heeft een mooie bos rozen bij zich. 'Heb je een eenzame uitvaart gehad?' Dat kan ik bevestigen. 'En bij wie ga jij op bezoek?' Als ik me van buurman heb losgeweekt, zie ik Eva de dijk aflopen, ze is kennelijk de verkeerde kant op gegaan, en even later op haar schreden teruggekeerd. Dat gaat de goede kant op.





(c) voor het gedicht: Eva Gerlach.
(c) verslag: F. Starik.





+