UITVAARTEN

Omschrijving van de eenzame uitvaarten in Nederland bijgewoond door de dichters in dienst van de stichting Eenzame uitvaart

zaterdag 30 april 2011

Eenzame uitvaart nummer 128


Ali Mahmood meldt, op dinsdagmiddag, dat de bolletjesslikker over wie hij het bij een eerdere uitvaart al had, aanstaande donderdag dan toch één steek diep begraven zal worden. 'Ik heb zo lang gewacht om informatie van de familie te krijgen,' vertelt hij. Edos Osagi, geboren 7 januari 1979 in Nigeria, in het bezit van een Spaanse verblijfsvergunning, overleed op 29 maart in het AMC. Ik geloof dat meneer Mahmood een beetje boos op de Nigeriaanse ambassade is. Ze wilden weten waaraan Edos overleden is, en dat gaat hij natuurlijk niet vertellen, vindt hij. 'Dan moeten ze Justitie maar bellen.' Familie is er dus nog altijd niet gevonden. Hij kan niet langer wachten. Er is zowat een maand lang al gewacht. Daarom gaat hij een steek diep de grond in. Kan hij altijd weer worden opgehaald, zonder de grafrust van iemand anders te verstoren.

De uitvaart van Edos Osagi is op St. Barbara, donderdag 28 april, om 10 uur 's morgens. Er is maar weinig tijd. Gelukkig vind ik Krijn Peter Hesselink onmiddellijk bereid het gedicht te schrijven. 'Nigeriaanse rouwmuziek' is als zoekterm zo goed als niet-bestaand. De middag voorafgaand aan de uitvaart fiets ik een paar platenzaken langs, dat brengt me niet veel verder. Fela Kuti, maar dat is zo tergend vrolijk. Die heeft inmiddels ook een zoon die in de muziek zit, leer ik. Ik vraag Krijn Peter: 'Jij een idee?
Anders laten we het bij 3 x licht klassiek.'

Hij antwoordt: 'Wat binnen mijn collectie nog het dichtst in de buurt komt is een cd van Toumani Diabaté uit Mali, hij bespeelt de kora, een harpachtig instrument, op zich prachtig, maar goede kans dat onze Nigeriaan daar nog nooit van gehoord had. Volgens mij kunnen we hem beter uitgeleide doen op eerbare Hollandse wijze dan een allicht misplaatste poging te doen aan te sluiten op zijn ons onbekende Nigeriaanse belevingswereld. Ik stem kortom voor 3 x licht klassiek. Janine Jansen was vorige keer prachtig.' Dus ik steek Janine Jansen bij me.

Donderdagochtend, het heeft geregend, een beetje geregend, maar als ik mijn woning verlaat schijnt de zon alweer. Op de begraafplaats tref ik Krijn Peter en Ali Mahmood, de uitvaartleidster, de oude meneer Degenkamp. Hij spreidt zijn armen. Ik doe dat ook. Op het laatste moment steekt hij zijn hand uit, maar ik besluit door te zetten. 'Laten we elkaar omhelzen,' zeg ik, we omhelzen elkaar. 'Dat heet tegenwoordig knuffelen,' weet Degenkamp. We kloppen elkander voorzichtig op de rug. In augustus houdt hij er voorgoed mee op. Achtenzestig is hij dan.

Om tien uur precies betreden we de aula, Mahmood en Hesselink schuiven op rechts de bankjes in, ik moet op links, voor het evenwicht. Janine Jansen speelt Claire de lune. De uitvaartleidster komt naar voren, zegt dat we hier bijeen zijn om de laatste eer te bewijzen aan Edos Osagi, die lang heeft moeten wachten tot hij mocht worden begraven, en geeft het woord aan de dichter, die zijn gedicht in een keurige zwarte map heeft gestoken, naast de kist gaat staan en geruime tijd naar woorden lijkt te zoeken, alvorens hij begint te spreken.


Edos Osagi. In 1979 ben je in Nigerië geboren. Een maand geleden ben je in het AMC overleden. Je had een bolletje drugs ingeslikt, als smokkelwaar naar ik aanneem. Het bolletje is opengebarsten in je maag. Je bent gestorven. Men heeft een maand lang gezocht naar eventuele nabestaanden. Tevergeefs. Je ambassade heeft niet met de benodigde informatie weten te komen. Ik heb een gedicht voor je geschreven, in een taal die je allicht niet sprak. Het heet ‘De kist en de splinter’.


De kist en de splinter


Je komt nergens vandaan, gaat nergens heen
als je al nabestaanden achterlaat
dan weten wij, net zoals zij, van niets

de opgepotte levensenergie
voorbarig in je maagstreek weggelekt
zocht zich een weg naar hippe technofeesten
maar vond enkel je hart en blies het op

nu is dat eeuwig jakkeren voor jou
voorgoed voorbij, jij eeuwige passant
hoeft je niet langer vast te klampen aan
de roes die je wat rillerig van vliegveld
naar vliegveld in je lijf hebt meegevoerd

mijn woorden ketsen af op houten wandjes
die het mysterie aan het zicht onttrekken
maar als ik tot je door zou kunnen dringen
dan wrikte ik wat graag een splinter los

wees welkom, splinter, boor je in mijn oog
ik heb genoeg gezien, laat mij nu voelen


© Krijn Peter Hesselink


Nocturne. En ten slotte: Après un rêve. De dragers komen naar voren, we staan recht, wandelen achter de kist aan de schitterende lentemorgen in. Alles gaat zoals het gaan moet. Als kist is gezakt, de schepjes zand zijn geworpen, is er koffie. We kletsen wat, over begraven en cremeren, de uitvaartleidster weet dat in de laatste aflevering van Adam e.v.a. er een crematie plaatsvond op Zorgvlied, waar helemaal geen crematorium is, zie je wel, televisie klopt nooit, vindt ze. Ze wil Ali Mahmood graag een persoonlijke vraag stellen: of hij liever hier of in Irak begraven wil worden. Dat vindt hij moeilijk. In Irak is een graf voor altijd, hier word je na tien jaar geruimd, maar het is duur, in het land van herkomst begraven worden, en hij is te oud om zich daar nog voor te verzekeren, zoiets moet je doen als je nog jong bent, dan kost het bijna niks. En daarvoor is het nu te laat. Hij is niet jong genoeg meer. En zijn vrouw komt uit Iran. Het is ook raar als je dan een heel land verderop begraven wordt, allebei ergens anders, ver weg. Dus hij weet het niet. 'Nog niet,' zegt hij.

De uitvaartleidster vertelt dat ze voor deze uitvaart Robbie Williams had uitgezocht, Angels. Ze dacht: het is een jonge man, dat zou hij vast mooi vinden. Loving angels instead. Maar Janine Jansen is ook mooi, hoor. Als we succesvol koffie hebben gedronken nemen we afscheid. Bij onze fietsen aangekomen spreekt Krijn Peter aarzelend over hoe aangrijpend hij het vond. Dat het toch heel anders is, als je daar zo staat, ook al heb je iemand niet gekend, als je dan bij de kist staat, weet je toch, dat het om een echt iemand gaat, dan komt het heel dichtbij. 'Hoe voel jij dat, na zoveel uitvaarten?' vraagt hij. Ik zeg dat ik het niet weet. Dat iedere uitvaart toch weer anders is. Als ik door het park naar huis terug fiets, rijdt de klassieke muziekman me tegemoet. De klassieke muziekman fietst dagelijks door de stad met een radiootje aan een band om zijn schouder, en uit dat radiootje klinkt klassieke muziek, waarschijnlijk van een cassette, het jengelt nogal. Gaat toch in de papieren lopen, al die batterijen. In het tunneltje maakt een man de blauwbetegelde muren schoon. Ook hij heeft van de weeromstuit een klassieke zender opgezet.


© voor het verslag: F. Starik



+

Labels:

vrijdag 29 april 2011

Eenzame uitvaart nummer 31, Den Haag

I.M. Aras Balciunaska, geboren in Vilnius, Litouwen op 17 april 1971. Op 22 april 2011 werd zijn stoffelijk overschot in een Haagse woning aangetroffen. De heer Balciunaska is op vrijdag 29 april om 09:00 uur gecremeerd op Nieuw Eik & Duinen. Dichter van dienst: Erwin Vogelezang.

--

Mijn moeder slaapt graag uit. Wat dat betreft mag ze zich gelukkig prijzen dat ze niet is toegetreden tot de poule des doods, want een uitvaart ‘via de gemeente’ is per definitie een vroege aangelegenheid. Dit keer vindt de crematie vrijdag om negen uur plaats, meldt de dame van de dienst Bijzondere Hulpverlening. Of ik dan kan. Het is vroeg. Maar ik kan. Of ze iets over de overledene weet. Ze weet iets. Maar niet veel. Aras is gevonden in een pand waar een onbekend aantal mensen – hoogstwaarschijnlijk allen zonder geldige verblijfsstatus – wonen. Zij troffen hem rond kwart voor vijf ‘s ochtends aan, hangend in een deurpost. Een rottijd om te sterven, denk ik meteen. Via de Litouwse ambassade wordt duidelijk dat zijn moeder nog leeft, niet naar Nederland kan komen, maar wel graag de as van haar zoon wil ontvangen. Verder heeft de recherche wat verfrommelde papiertjes in Aras’ broekzak aangetroffen. Daar blijkt uit dat hij mogelijk in Amerika heeft gewoond. Meer informatie is er niet. De bewoners zeggen hem niet te kennen. Hij sliep wel eens op de bank. Hij woonde er niet. Hij hing er ineens. Tsja.

Vrijdagochtend halen vriendin en ik een slaperige moeder op en rijden naar het crematorium. De uitvaartbegeleiders zijn blij dat ik muziek bij me heb. Ze hadden het er net over gehad, samen, over welke muziek je voor zo’n relatief jong persoon zou moeten kiezen. Geen ‘begrafeniskrakers’. Geen klassiek ook. Maar wat dan wel? We tekenen het condoleanceregister dat straks met de as wordt meegestuurd. Aras’ moeder zal drie namen zien staan. Die van mij. Die van mijn moeder. En die van mijn vriendin. Ik stel me voor dat ze zich af zal vragen wie we zijn en misschien zal denken dat we Aras goed hebben gekend. Ik denk dat ik dat een geruststellende gedachte vind. Zodra het ‘stilte’ lampje aanspringt, betreden we het zaaltje. Anthony zingt ‘Hope there’s someone / who’ll take care of me / when I die’. Als het nummer eindigt, loop ik langs de kist waar we een korenbloem en het ingelijste gedicht op hebben geplaatst en doe waar ik voor gekomen ben. Het prachtige ‘Highwayman’, niet in de versie van de oude countrykanonnen, maar van Arbouretum sluit de korte plechtigheid af.

Prachtige muziek, vindt de uitvaartleider. Ik ben het met hem eens. De muziek leek echt bij de overledene te passen. Een vreemde gewaarwording. Emotioneel ook. Alsof deze dood niet ‘nodig’ was geweest, constateert mijn vriendin. Halverwege de koffie wordt het ingelijste gedicht terugbezorgd. Mag niet in de oven, tenzij we het glas verwijderen. De uitvaartleider heeft een beter idee. Gedicht en cd zullen condoleanceregister en as naar Litouwen vergezellen. Waarom de ambassade geen moeite heeft gedaan om Aras zélf naar Litouwen te laten vervoeren, blijft de vraag. Hij heeft toch een moeder. Vindt mijn moeder.

--

man in deuropening

in iedere deuropening stokt
even het bestaan – je komt
of je gaat, je bent nergens.

het is niet als een brug
waar je van uit kunt kijken
naar de belofte van een stad

die schittert in de verte, niet
als de loop waar je jezelf
met een klik in kunt verliezen.

in een deuropening ben je
niets dan onderweg, je komt
of je gaat, blijven kun je niet.





gedicht en verslag: Erwin Vogelezang



+

woensdag 6 april 2011

Eenzame uitvaart nummer 127

Ali Mahmood meldt: meneer Christiaan Berk, geboren op 30 november 1921, overleden in het Slotervaart ziekenhuis, op de afdeling medium-care op 26 maart 2011.
De melding komt op 29 maart bij de Dienst terecht. Meneer Berk woonde in Amsterdam Nieuw-West. Een flatwijk. Op google streetview staat bij het opgegeven adres de voordeur half open, ontwaart men een vage gestalte in de deuropening. Meneer Berk, misschien. Hij had drie dochters, met wie hij geen contact meer onderhield. Een woont er in Amsterdam, de twee anderen in Purmerend. Mahmood heeft ze een brief geschreven dat vader is overleden, daar heeft hij tot op heden niets op gehoord. Het is mogelijk dat er alsnog antwoord komt. Meneer Berk laat een behoorlijk bedrag na, er is een testament, waarin hij aangeeft zijn geld na te laten aan een vrouw, die inmiddels ook blijkt overleden, en als tweede keus het dierenasiel, waarheen zijn geld nu dus zal gaan. Hij had tevens een begrafenisverzekering, dus krijgt een particuliere uitvaart, dat wil zeggen: acht dragers, een mooier bloemstuk dan gebruikelijk, een plakje cake, bij de koffie.

Mahmood is in de woning geweest, hij omschrijft het huis als 'redelijk, doorsnee, ouwe Amsterdammer, niet vies, niet netjes, veel papieren, alles bewaren. Was vol.' Van Bokhoven zal naar de uitvaart komen. F. Starik kan helaas niet aanwezig zijn, hij moet op hetzelfde tijdstip op een andere uitvaart spreken, die van de vermiste en in het water van het Oosterdok teruggevonden Gijs Thio, elders in de stad. Starik schreef naar aanleiding daarvan in zijn hoedanigheid als stadsdichter een gedicht dat in Het Parool werd geplaatst. En toen werd hij gebeld door de moeder van Gijs. We vonden uw gedicht zo mooi, zo mooi. Wilt u dat bij de dienst komen voorlezen. Dat kun je natuurlijk niet weigeren. Dat zal beslist geen eenzame uitvaart worden. 'Je zou dit iedereen toewensen / die op een nacht verloren loopt / nog even aan de wandel langs de kade / dat hij zo innig wordt gemist. / Daarin is troost. In vriendschap, mateloos.'

Dichter van dienst Wim Brands neemt de honneurs waar. Hij kan zelf muziek meenemen, of de muziekkeuze aan de uitvaartleider overlaten, dan wordt het drie keer 'licht-klassiek'. Maandagochtend belt Mahmood dat een van de dochters toch naar de uitvaart zal komen. We mailen wat heen en weer over wat dit voor het gedicht betekent. Er worden minimale veranderingen doorgesproken. Even later is Wim eruit. 'Het einde lijkt een cliché, maar is het niet.'

Maar daarmee zijn we er nog niet. 'Ook de dierenambulance komt,' meldt Van Bokhoven telefonisch, in de loop van de middag voorafgaand aan de uitvaart. Mahmood sprak van het asiel. Die ambulance zal wel met een paar mensen komen, vermoed ik. De dochter is ervan op de hoogte dat er een dichter komt. Wat zij daarvan denkt vermeldt de geschiedenis nog niet. Van Bokhoven zal zelf niet komen: hij stelt zich op het standpunt dat het 'dus' geen eenzame uitvaart meer is en hij heeft het druk, zegt hij. Ik vertel hem nogmaals dat ik er zelf ook niet bij kan zijn. Ik mail Wim: 'Het ziet ernaar uit dat je er morgen helemaal alleen voor staat.' Hij antwoordt meteen: 'Moet ik nog wel gaan?' Ik aarzel. 'Waar jij je goed bij voelt. Ik kan me een mengsel van angst en weerzin voorstellen, ik kan me voorstellen dat het de dochter goed zou doen, dat ze blij is, dat er wordt gesproken. Aan de andere kant: met je televisiegezicht (je weet het niet) zou het ook intimiderend kunnen werken. Zal ik, of jij, de dochter even bellen? Of Ger Fritz, of hij kan komen? Misschien dat dat voor jou ook prettig is, als er toch iemand van de Dienst bij is. Het antwoord van Wim laat nu even op zich wachten. Het is niet beleefd telefoongesprekken te voeren terwijl er een fysiotherapeut in je knijpt. Mijn geliefde vindt dat het gewoon door moet gaan. Ik leg de kwestie telefonisch aan Fritz voor, en ook hij vindt dat we moeten doorzetten. En hij verklaart zich in één moeite door bereid om te komen, nu er niemand van de actieve Dienst zal verschijnen. De dochter weet immers al dat er een dichter komt. Dan is het gek als die niet komt opdagen. Kun je ook als onverschillig opvatten. Fritz informeert naar de muziekkeuze. 'Drie keer licht- klassiek,' verwoord ik het ontbreken daarvan. 'Nou, dat is mooi, dan geven we de dochter de muziekkeuze, dan voelt zij zich meteen betrokken,' vindt Fritz. Kijk. Alles komt goed. Ger Fritz gaat eerst even de afspraak bij de garage om zijn winterbanden onder zijn auto door lentebanden te laten vervangen afzeggen, om bijtijds op St. Barbara aanwezig te kunnen zijn. Met de winterbanden er nog om, dus.

Ik spreek met Wim af dat alles gewoon doorgaat zoals voorzien. Dan besluit ik alsnog de dochter, die van plan is om te komen, op te bellen. Aardige vrouw. Ze heeft besloten om te komen, met een bloemetje, gewoon, omdat het netjes is. Ze heeft geen idee wat er voor muziek gedraaid moet worden. Ze is blij dat er een dichter komt, want ze heeft ook geen idee wat ze zou moeten zeggen. 'Het is goed zo.'

Dinsdagmiddag, als ik ben teruggekeerd van een volle kerk vol huilende mensen, hartverscheurende toespraken, grandioze muziek, een groots uitgedragen verdriet, bel ik Fritz om te horen hoe men het elders in de stad verging. De afspraak met de banden is verzet naar donderdag, dat is alvast gelukt. 'Het is allemaal perfect verlopen,' stelt hij vast: 'Het gedicht was prachtig, er stonden allemaal dingen in die helemaal klopten.'
Fritz vond het fijn om de ouwe heer Degenkamp nog eens te zien, die er in augustus definitief mee gaat ophouden, zoon en dochter Richard en Jacqueline nemen alles over. 'Dat heb ik vaker gehoord,' relativeer ik, maar nee, weet Fritz, nu is het echt. Dit is het gedicht. Hoe het geklonken heeft zal ik nooit weten.



In memoriam Christiaan Berk

Je kunt de man zijn die op maandagochtend de tram naar de stad neemt
en in een net geopend fastfoodrestaurant een kop koffie bestelt,

en dan na de tweede kop weer naar huis gaat
waar een hond wacht die eigenlijk niet meer naar buiten wil,

of misschien wel de herinnering aan een hond soms doet
het blaffen aan de overkant je aan je meest geliefde denken.

Er staan misschien ook blikjes voor de katten in je keukenkast,
in het plantsoen voer je de zwervers.

Is er iemand die ziet wat je doet, of ben je de gestalte
in de deuropening op een foto, die niemand meer kan thuisbrengen?

De man die we herkennen zonder dat we hem kennen.
Wat weten je dochters?

En de vrouw aan wie je je geld naliet, wat zou ze over je zeggen
als we haar over jou aan het woord lieten

op een maandagochtend in een net geopend fastfoodrestaurant
terwijl een sproeiwagen de stad verfrist

Wat zou zij zeggen? Ik hoor haar troostende woorden,
ook al zwijgt zij evenals jij.


© Wim Brands


Wim vertelt: 'De taxichauffeur die me naar de begraafplaats brengt vertelt dat nog niet zo lang geleden een oom van hem overleed. Die oom was aan de drank, liet schulden na.
Het was een karige begrafenis, zegt hij. Kun je dan spreken van een eenzame uitvaart?
Wat een eenzame uitvaart is wil ook een van de dragers weten. Ik herken hem. Het is Theo. Vroeger drumde hij in een radio¬ orke¬st, tegenwoordig begeleidt hij de doden op hun laatste tocht. Ik vertel hem dat na het overlijden van Christiaan Berk, roepnaam Chris, zich niemand meldde. Geen familieleden, geen vrienden, geen bekenden.
Tot maandag. Toen belde een van zijn drie dochters. En een vertegenwoordigster van de dierenopvang aan wie Berk zijn erfenis naliet. Die eerst bedoeld was voor de vrouw met wie hij het grootste deel van zijn leven doorbracht, maar zij overleed drie jaar geleden.

Kun je dan nog wel spreken van een eenzame uitvaart? Het gedicht brandt in mijn jaszak. Gelukkig is oud ambtenaar Ger Fritz aanwezig. Fritz, ooit initiatiefnemer van de eenzame uitvaart in Amsterdam, is blijmoedig beslist. Na de dood van Christiaan Berk heeft de gemeente Amsterdam de regie in handen genomen en de gemeente Amsterdam zegt: dit blijft een eenzame uitvaart.

Ik stel me aan de dochter voor. Ik vertel dat ik straks een gedicht over haar vader ga voorlezen. Stelt ze dat op prijs? Ja. Wil ze het gedicht nu lezen? Ik weet eigenlijk niets over haar vader. Zijn leef¬tijd, ja, en aan wie hij zijn erfenis naliet.

Nee, ze wil het gedicht straks horen. Maar als ik nu iets zeg wat echt niet klopt? Ze vertelt dat ze niets weet over haar vader. Hij is weggegaan toen ze jong was en nooit meer teruggekomen. Achttien jaar geleden heeft ze hem nog een keer gebeld. Hij stelde contact niet op prijs. Hij had een hondje, dat weet ze nog. Pas maandag opende ze de brief waarin zijn dood werd aangekon¬digd. Toen heeft ze nog even geaarzeld maar tenslotte besloten dat ze moest gaan. Ze weet eigenlijk niet waarom. Misschien dat ze daarom, door de verwarring, vanochtend eerst ook nog op de verkeerde Amsterdamse begraafplaats stond.

Het is allemaal zo dubbel, zegt ze, maar sommige dingen moeten dat misschien dan maar zijn. Dubbel. Na de dienst in de kapel zal ze gaan, zegt ze. Zijn allerlaatste tocht wil ze niet meemaken. Het klinkt als een wilsbesluit. Maar als we aan het graf staan zie ik de dochter, die een schep zand op de kist van haar vader gooit. En als de kist waarop Ger mijn gedicht heeft gelegd begint te zakken zie ik weer de dochter, kort na de kapeldienst. Het beeld zal deze dag vaak terugkeren.

Als de dragers beginnen te lopen volgt zij. Sommige eenzame uitvaarten zijn eenzamer dan andere.'

Schrijft Wim. Later die avond begin ik een gedicht, waar de kern van luidt: 'Hoe verweesd dat mag klinken, voor jullie en uiteindelijk / voor mij: ik word er echt niet vrolijk van, zelf ooit doodgaande. / Dit zijnd. Geleend verdriet, als het niet van mij werd was ik niet.



©voor het verslag: Wim Brands, F. Starik




+