UITVAARTEN

Omschrijving van de eenzame uitvaarten in Nederland bijgewoond door de dichters in dienst van de stichting Eenzame uitvaart

donderdag 25 november 2010

Eenzame uitvaart nummer 120
Elisabeth Baukje de Vries, 20 november 1931- 13 november 2010
De Nieuwe Ooster, woensdag 24 november, 15.30 uur
dichter van dienst: Sasja Janssen

Mevrouw De Vries werd op 13 november door de politie in haar woning gevonden. Ze woonde in de Avercampstraat 72, op een hoog. Hendrik Avercamp, schilder van oer-Hollandse wintertafereeltjes. IJspret. De politie verschafte zich toegang tot haar woning via de tuin van haar onderburen. 'De deur is niet geforceerd,' zegt Ali Mahmood van de Dienst, die de melding doet. 'Ze is waarschijnlijk gevallen in de douche. Daar is ze gevonden.' Een eenvoudige, nette woning. 'Ze had geen koelkast.' Tussen haar papieren vond de heer Mahmood een exemplaar van de Wachttoren. 'Misschien was ze wel een Jehova's Getuige,' veronderstelt Mahmood, maar in dat geval zouden er vele broeders en zusters van de gemeenschap haar verlies moeten betreuren en 'mevrouw deed voor niemand open,' vertellen de buren. Ze willen niet naar de uitvaart komen. 'Het was een rare,' vertelt de vrouw van haar overleden broer. Ook zij heeft al heel lang geen contact met haar gehad, en wil niet op de uitvaart komen. Mevrouw De Vries is nooit getrouwd geweest. Er is nog een zus, die in Den Haag in een verzorgingshuis verblijft. 'Ze heeft ooit een ongelukje gehad,' vertelt Mahmood: 'Ze kan niet meer lopen, en zal dus ook niet op de uitvaart komen.' Mevrouw De Vries had een uitvaartverzekering bij Yarden. Ze heeft aangegeven gecremeerd te willen worden. Zo zal het geschieden, woensdag. Chef Bert Kiewik zal namens de Dienst aanwezig zijn.

In de weken voorafgaand heb ik contact gehad met een nieuw KRO-televisieprogramma, De rekenkamer, die graag een item wilden maken over wat dat nu helemaal kost, zo'n uitvaart. Ik legde voor de honderdste keer uit dat wij geen camera's willen, bij de eenzame uitvaart, omdat het toch echt de bedoeling is dat de dichter er voor de dode staat, en zich niet over het hoofd van de dode heen tot een ongewis publiek richt. Daar had men alle begrip voor, zei men, dat zal dus niet gebeuren. En of ik dan het nummer van chef Bert Kiewik voor ze had, dan konden ze met de chef bespreken hoe het dan wel moest. Daags voor de uitvaart belt Van Bokhoven dat er toch gefilmd gaat worden, en ook de redacteur belt: 'Sorry, maar Kiewik vond het prima, van hem mogen we filmen, dus dat konden wij niet laten liggen.' Ik bel Sasja Janssen met mijn verontschuldigingen. Ze reageert laconiek. We zien het wel.

Woensdagmiddag. De lijkwagen is laat. We kleumen wat op de Nieuwe Ooster, ik koop een nieuwe sleutelhanger in de vorm van een lijkkist bij het Uitvaartmuseum. De vorige is na jaren trouwe dienst gesneuveld. Iets na half vier komt de wagen dan toch aan. Een cameraman word uitgeladen. Kijk, zegt Sasja, hij heeft een lamp bij zich. Dat is dus zijn camera, leg ik uit. Een geluidsman volgt, een redacteur, en nog een redacteur. Van Bokhoven duikt op. En daar is Kiewik, die in gezelschap van de interviewer naar de aula schrijdt. Dat moet over. En nog eens over. We horen de interviewer met Bert Kiewik praten, in de familiekamer. We wachten in de gang. De uitvaartleider lacht nerveus. Tegen vieren kunnen we de aula in. Nu schrijden we allemaal op camera naar binnen. Dat gaat gelukkig goed. De muziek is al begonnen, De herfst van Vivaldi, dat klopt. De geluidsman bindt een microfoon aan de katheder. Als de muziek is weggestorven, komt Sasja naar voren. Ze wordt mooi spookachtig verlicht door een lampje dat haar gezicht van onderen aanschijnt.



Plooien vangen hun gordijnen,

de stoelen zijn van alle doden
de tafel verdraagt u niet meer
zacht doen wij, misschien ligt u
in de badkamer en uw stem glipt
door de voordeur die zich belazerd
voelt omdat hij nooit iets doorliet
onze meisjesnamen zijn dingen
wij komen vaak voor, u nog
meer dan ik
u kirt, u kirt
papierbloemen ruisen door uw aders
een geluid dat alleen zichzelf hoort
hierachter schreeuwt de haan die
dag en nacht vergeten is
wij willen geen dingen zijn
in de kleine straat vol winterzinnen
doen we zacht, zacht doen we en
geven ons nog niet terug aan de dingen.

*

Zacht doen we, en geven ons nog niet terug aan de dingen. Die zit. Wat gehaast legt ze het gedicht op de kist, gaat weer zitten. We houden ons onbewegelijk. Van Bokhoven hoest. En nog eens. Bij het derde muziekstuk komt de uitvaartleider naar voren en gaan we recht staan, lopen een voor een naar de kist en buigen, blijven een moment, als in gedachten voor de kist stilstaan en gaan dan af: Kiewik, de interviewer en Van Bokhoven gaan door het middenpad, Sasja verdwijnt achter de uitvaartleider links door de zijdeur, ik volg. In de koffiekamer komen we weer samen. Camera loopt. Kiewik moet nog veel meer vertellen. De koffiejuffrouw wordt teruggestuurd, de kopjes rammelen te hard. 'Geeft niks,' zeg ik, 'dan drinken we wel koude koffie straks.' Er staan schaaltjes met cake, deels voorzien van een bruine gloed, alsof de cake geroosterd is. Nieuwsgierig neem ik een plakje, maar het spul voelt juist zo sponzig als een cake hoort aan te voelen, geroosterd is de cake dus niet. Ik proef. Er zit een vage snoepsmaak aan. Discreet wikkel ik de rest van mijn plakje in een servet en laat het in een vuilnisemmer glijden. Het gesprek gaat nu over de kosten van een uitvaart, er ontspint zich een discussie. De interviewer rekent, aan de hand van een print van een verzekeringssite, voor wat deze uitvaart gekost zal hebben: tweeduizenddriehonderdzevenenzestig euro. Of dat klopt. Kiewik protesteert. Dat gaat hij dus niet vertellen. Zo werkt dat niet. In het voorgesprek heeft hij duidelijk aangegeven dat hij dat dus niet gaat vertellen. Hij zegt dat hij zich overvallen voelt. Het gesprek moet over. Dat stelt de koffiejuffrouw in de gelegenheid de koffie binnen te brengen.

We roeren in onze koffie. Heel zachtjes zetten we ons kopje weer neer. Dan is er de vraag naar wat zo'n dichter nu kost. En of dat niet rot is, voor mevrouw De Vries, dat ze voor een gedicht moet betalen dat ze helemaal niet te horen krijgt. Ik leg uit dat het gedicht gewoon op de rekening van de uitvaart staat, net als het bloemstuk, dat mevrouw De Vries ook niet zelf te zien krijgt, de mooie grijze limousine waarmee ze hier is gebracht, dat dat allemaal door de Sociale Dienst wordt betaald. De gemeenschap. Of dat nu moeilijk is, om een gedicht te schrijven over iemand van wie je eigenlijk niets weet. Ach. 'Er is altijd wel een aanknopingspunt,' beweer ik: 'Zo woonde mevrouw De Vries in de Avercampstraat, de ijspret-schilder. Kijk, dan heb je het meteen al koud.' 'Mooi hoor, wat jullie doen,' vindt de interviewer dan toch. Het is al donker als we eindelijk klaar zijn. De cameraman merkt op dat hij wel dooie dichters heeft gelezen, maar dat hij nog nooit een levende dichter heeft ontmoet. Van die levende dichter wil hij wel een sigaretje roken. We blazen de rook uit in de koude winterlucht. 'Er komt sneeuw,' weet Sasja zeker. Ze zegt, dat ze dat aan de lucht kan voelen. Vuilgrijze wolken wijzen erop, dat ze wel eens gelijk kan krijgen.



(C) voor het gedicht Sasja Janssen, voor het verslag F. Starik

dinsdag 23 november 2010

Eenzame uitvaart nummer 121
Pieter Frankhuizen, 21 februari 1937, Utrecht, + 28 oktober 2010
Begraafplaats St. Barbara, maandag 22 november , 13 uur
dichter van dienst: Eva Gerlach.

Pieter Frankhuizen werd door de politie op 28 oktober om 20.30 uur gevonden in zijn woning op het adres Kralendijk nummer zoveel in Amsterdam Zuid-Oost. Althans, zo versta ik dat. Ik krijg de postcode erbij. Hij heeft geruime tijd dood in zijn woning gelegen, de kist is verzegeld. De heer Mahmood, die de melding doet, heeft navraag gedaan bij de burgerlijke stand in Utrecht en Lelystad, er is geen familie gevonden. Google levert geen bruikbare resultaten op. Ik heb een opticien die ook zo heet, die kom ik wel tegen.

Eva Gerlach stelt geen verdere vragen. Als ik maandag aan kom fietsen, is ze al op de begraafplaats. De uitvaartleider heeft haar begroet in de veronderstelling dat ze familie van de overledene was, en haar in de koffiekamer geparkeerd. De lijkwagen staat voor de aula, het klokje tingelt. We bespreken het overlijden van Willem Barnard, ze is niet lang geleden nog bij hem op bezoek geweest. De jonge meneer Degenkamp kiest drie keer licht-klassiek. Om een uur precies komt Ali Mahmood aan. We schudden handen, betreden de aula op de klanken van Vivaldi's Herfst, dat langzame gedeelte, met die opmerkelijk moderne baslijn erin. Adagio. De dragers zitten op de derde rij, ik schuif op rechts het voorste bankje in, Gerlach neemt naast mij plaats. Mahmood op links. Als Vivaldi is uitgeklonken, kijkt ze me aan, ik knik. Er staat geen lessenaar, Gerlach spreekt terzijde van de kist. Ze vat samen hoe weinig ze van meneer Frankhuizen wist. Ze leest haar gedicht voor.


VERZEGELD


Waarheid, meneer, wat moeten we daarmee.
Te pijnlijk om te willen zien. Bent u
het zelf wel, die hier naast mij ligt. Uw kist
draagt van een lichaam het gewicht, maar wie

garandeert welk, en wat heeft het aan mij
die woorden op u legt. Ik maak u zwaarder
met mijn op x gerichte medelijden.
Een factor aangetast als uw gezicht.

Over u ging het deksel dicht. Mocht ik
uw restje mond gebruiken, ik vertelde

ons hier bijeen de waarheid. Hoeren van de
rottige dood, die iedereen omhelst.

De kauwen op Sint Barbara zeilen boven
wat vaststaat, het verteren van uw vel.

*
Beklemmende stilte. Prélude van Chopin. Piano. Het Air van Bach. We staan recht. De dragers komen naar voren. Degenkamp zet de deuren open. Het klokje tingelt. Een kauw vliegt krassend op. Jawel. Daar gaan we, de herfstige middag in. Lage zon. Waterkoud. We slaan linksaf een smal pad in, haast te smal voor de baar: de dragers passen niet ernaast, maar moeten achter en voor de baar gaan lopen. Bestemming bereikt. We nemen het moment stilte in acht. Een van de dragers knijpt een paar bloemen van het bloemstuk af, maakt een arrangement van de bloemen met het gedicht, dat Eva op de kist heeft gelegd, onder het bloemstuk, dat er nu afgenomen is. Het is een aardig gezicht, een roos, een takje groen, en nog een andere bloem, naamloos gebleven.

De kist daalt. Drie scheppen zand vallen dof op de kist. Langzaam lopen we terug. Uit het rugzakje van Gerlach klinkt een beltoon op. Ze neemt niet op. Even later gaat haar mobieltje nog eens af. Dat zal de voice-mail wezen. Bij de koffiekamer nemen we afscheid: ze moet weg. Ik drink koffie met Mahmood en de uitvaartleider, ook de dragers nemen een kopje, om de kou uit de botten te drijven, verklaart een hunner. Ali Mahmood heeft vanmorgen op internet gelezen dat er een dichter is overleden. Of ik hem gekend heb, wil hij weten. Willem Barnard, zeg ik. Guillaume van der Graft. 'Ja, precies,' zegt meneer Mahmood. Schrijnende eenvoud. Later die middag zendt Eva de tekst van het gedicht per mail aan mij, er waren geen kopieën van het gedicht. Het enige exemplaar verdween met de kist. Er staat kauwen waar ik kraaien hoorde. Ik google het adres Kralendijk. Er bestaat geen Kralendijk. Niet in Amsterdam tenminste, wel op Bonaire. Kraaiennest, dat bestaat wel.


© voor gedicht: Eva Gerlach, verslag F. Starik.



+

donderdag 11 november 2010

Verslag Eenzame Uitvaart nummer 28, Den Haag

Den Haag 8 november 2010, 9.00 uur
Crematorium Nieuw Eykenduynen

Ronald Peter van der Lelie
Geboren: 10 maart 1943, Den Haag
Overleden: 30 oktober 2010, Den Haag

door: Gilles Boeuf

Henk van Zuiden en ik ontmoeten elkaar in de ontvangstruimte van het crematorium. Henk heeft op de fiets de herfstwind getrotseerd en ik heb met mijn brommobiel door de stad gescheurd. Mijn zwarte ‘karretje’ associeer ik überhaupt al met uitvaarten, als een veel te kleine lege begrafenisauto. Voordat Henk arriveert, ontmoet ik een oudere heer die vanuit de diaconie van een kerk aanwezig is, echter bij de verkeerde overledene. Vriendelijk wordt hij geholpen door het personeel om de weg naar Oud Eik en Duinen te vinden.
Zoals vaker bij een eenzame uitvaart is er weinig bekend over de overledene. Het gaat om een man die een zwervend bestaan leidde en ingeschreven stond op het adres van zijn moeder, een verzorgingstehuis. Zijn moeder is ondertussen al een jaar geleden overleden.
In de jaren zestig schijnt hij in Amerika te hebben gewoond en het vermoeden bestaat dat hij daar ook een vrouw en kind had, maar van hen niets meer wilde weten. Ook is het mogelijk dat hij verslaafd was aan drank. Zeker is in ieder geval dat hij erg hield van jazz muziek en dat is voor mij dan ook het voornaamste aanknopingspunt voor het schrijven van mijn gedicht.
De begrafenisonderneming heeft de muziek al uitgezocht toen nog niet zeker was of dit een heuse eenzame uitvaart zou worden. Ook de komst van een eventuele vriend met wie de overledene nog wel eens contact had, was onzeker en Henk en ik zijn inderdaad alleen met het personeel van de Cuvo.
De plechtigheid begint met wellicht het bekendste jazz nummer aller tijden: Summertime, instrumentaal uitgevoerd door de Willie Ashman Jazzband. Henk heeft een herfstig boeketje op de kist gelegd. We zwijgen uiteraard en al heb ik dit nummer duizend maal gehoord, dat maakt het niet minder melancholiek.

Stem

De winkels aan de avenue

Na sluitingstijd,
De gele taxi glijdt voorbij,
verlicht de regen voor de straat

De snaardrum is ader van de stad,
De sax zweeft boven regens uit,
Doorstemt de glazen in de bar

Het ritme van de pianist sleurt voort
Een vrouw, een kind,
sleurt voort
het leven ligt op straat

De trompet verlangt een gebroken hart
En ieder glas het nieuwe glas
Een postadres in deze stad,
Een moeder,
Ze is dood

De zangeres wiegt voor ons uit
Haar coole stem zweeft door de stad,
We volgen haar zo goed als kan

Ssst, daar was ze


Na het gedicht krijgen we nog twee jazz nummers te horen waarvan ik de titels en de uitvoering naderhand op een briefje meekrijg: Softly as in morning sunrise door The Jazz Transmitters en als laatste Storyville Blues door Chris Barber’s Jazz Band. De medewerker van de Cuvo heeft het keurig voor mij opgeschreven en voegt er aan toe dat hij misschien een raar beroep heeft, maar dat wat wij doen nog veel ‘raarder’ is. Een gedicht schrijven voor iemand die je niet kent en dat vervolgens voordragen zonder dat er nabestaanden bij zijn.

Ik was erg gegrepen door het idee als jazz liefhebber in de jaren zestig in Amerika te hebben gewoond. Mijn beeld daarvan is alleen maar gevormd door films en oude platen. Ik heb geprobeerd die beelden voor de geest te halen en mij afgevraagd welke muzikanten en welke stijl Ronald van der Lelie aanstond. Waar heeft hij gewoond? Waar luisterde hij naar? En waren er inderdaad een vrouw en een kind? Natuurlijk ook de vraag naar wat er gebeurd is tussen het vertrek en de terugkeer.
Als laatste het beeld van het postadres bij een inmiddels overleden moeder. Aan een weg waar veel verkeer langskomt met een kantoor aan de overkant. Het enorme kantoor van de SER op 100 meter afstand. De jongeren van een middelbare school op 50 meter afstand, hangend en rokend op de stoep. In dezelfde stad als waar Ronald van der Lelie werd geboren.







+