Eenzame uitvaart nummer 27 Den Haag
In memoriam Annabel Sprengen – geboren 14 januari 1963 overleden 20 oktober 2010
Begraafplaats Oud Eik en Duinen, dinsdag 26 oktober om 9.30 uur
Dichter van dienst: Henk van Zuiden
Van de gemeente kreeg ik drie telefoonnummers. De eerste van de voormalige zorgbegeleider van de instelling waar ze jarenlang voor haar behandeling kwam. Het tweede van de zorgcoördinator van het verpleeghuis waar mevrouw Sprengen de laatste maanden van haar leven verbleef.
Beide mensen bleken vanaf donderdagmiddag onbereikbaar tot de ochtend van de begrafenis. Dat schiet niet op. Behalve geboorte- en sterfdatum, naam en telefoonnummer van haar enige broer kan mijn contactpersoon van de gemeente me niet wijzer maken.
Ik besluit haar broer te bellen. Hij woont in het uiterste zuiden van het land.
Zijn maanduitkering moet nog binnenkomen, geld om te reizen naar Den Haag heeft hij nu niet. Ja, en de begrafenis is zó vroeg, dat hij eigenlijk de avond ervoor moet afreizen. Tot voor kort kon hij bij zijn zus blijven logeren aan het Groenewegje, “dat huissie heeft ze opgegeven toen ze naar dat verpleegtehuis moest”. Geld van iemand lenen is geen optie.
“Maar u komt toch, gaat toch een gediggie schrijve en bij haar voorleze?”
Op haar veertiende begon ze ‘spul’ te gebruiken. Met haar vader maakte ze graag ritjes op de motor. Meer weet hij me niet te vertellen. Waar ze van hield, wat ze leuk vond of verafschuwde, hij is het vergeten. Muziek? Geen idee. Ja, toch! Bij haar vaders begrafenis werd het Ave Maria gezongen, dat vond ze mooi. En ja, iets van de Zangeres Zonder Naam.
Maar wat? Behalve het gehypte Mexico kan ik geen liedje vinden wat ik vind passen. Allemaal huilerige onderwerpen, drama’s, echte levensliedjes dus. Uiteindelijk kies ik uit de top 100 van de Zangeres het nummer ‘Oordeel Nooit Over Een Ander’. De weinig rooskleurige levensloop van mevrouw Sprengen zal bij mensen die ze ontmoette ongevraagd en niet zelden een veroordelende reactie hebben opgeroepen.
Met het gedicht en een onderweg gekochte herfstaster met roodbruin eikenblad fiets ik naar Oud Eik en Duinen. Bij de oprit passeert mij een bakkerswagen. Er worden vast verse sponzige witte en bruine timpjes en misschien warmebakkerkoekjes gebracht. Voor familie en vrienden van de volgende begrafenis.
De uitvaartleider komt me bij de ingang tegemoet. ‘Komt er nog iemand?’ Ik moet het antwoord schuldig blijven. Heel misschien zou een collegadichter komen, áls hij het met zijn tijd zou redden. Nee.
Wanneer de uitvaartleider de deur opent en mij voor laat gaan, loopt hijzelf meteen door naar de kist: de kaarsen aan weerszijden branden nog niet. Hij steekt ze aan en gaat vervolgens aan de andere kant van het pad zitten. We blijven met z’n tweeën, de uitvaartmeneer en ik.
Mis. Onzichtbaar, in een nis dicht bij de kist, blijkt nog een begrafenisman te staan. Hij zet de muziek op. Knetterhard zingt de nog nimmer opgevolgde zangeres van het levenslied: “oordeel nooit over een ander, fouten zijn soms snel gemaakt”. En snel werd de volumeknop naar beneden gedraaid.
Ik kijk naar de katheder en zie vier met water gevulde glazen staan. Waarschijnlijk een gewoonte, net als het condoleanceregister dat bij de ingang ligt.
Met het gedicht sta ik op en lees zacht, mijn basstem heeft geen microfoon nodig, toch staat deze aan.
*
Met de paarden of achterop de motor
Voor Annabel Sprengen
Dag Annabel, ik heb je gezocht.
Naar vrienden, naar wat jou boeide.
Daar is geen antwoord op gevonden.
Ik kan het niet verbeelden, bereikte
geen van de vertrekpunten waar jij
eens begon te zoeken naar aards-
vergeten beleven met hulpmidde-
len die je niet meer loslieten.
Of, was het andersom?
Het opperst genieten, het vervagen
van de wereld waar jij op leefde,
duurde telkens kort. Te kort. Weer
en meer wilde je het terughalen, dat
eeuwig verlangen is nu vervlucht.
Je lichaam had je al vroeg geoefend
in ’n houding om terug te keren naar
moederschoot. Buiten stonden de
paarden van Elijah en de motor
van je vader. Vrienden van je heb
ik niet gevonden, niemand zag hoe
jij vertrok.
Het is een lange trip geworden.
*
Na de laatste regel knikt mijn toehoorder. Ik vouw het papier en leg het gedicht onder de bloem op de kist.
Het Ave Maria van Dolores O’Riordan had ik eerst uitgezocht. Vannacht luisterde ik er nog een keer naar, heb het toen vanwege tussendoorapplaus vervangen door de versie van Inessa Galante.
Als ik achter de baar de aula uitwandel, wordt het lied herhaald.
© voor gedicht en verslag: Henk van Zuiden
+