UITVAARTEN

Omschrijving van de eenzame uitvaarten in Nederland bijgewoond door de dichters in dienst van de stichting Eenzame uitvaart

zaterdag 24 juli 2010

Eenzame Uitvaart nr. 9, R.P. Antwerpen

22-07-2010 | GEDICHTEN, VERSLAGEN | ANTWERPEN, JAN AELBERTS, SCHOONSELHOF

R.P. is op 23 februari 1945 geboren te Vilvoorde en in zijn woning te Antwerpen Linkeroever overleden op 10 juli 2010. R.P. werd begraven op donderdag 22 juli 2010 op begraafplaats Schoonselhof.
Dichter van dienst was Jan Aelberts.
Voor meneer R.P. heb ik me niet meer kunnen scheren. Het schoot er van tussen de laatste dagen, zoals gewoonlijk, en in de ochtend was er geen moment om het apparaat in de hand te nemen. Net voor de uitvaart was er nog net de tijd om een nette broek aan te trekken, een grijze kostuumbroek met een plooi, en er kon nog een wit hem glad gestreken worden. Met een nonchalante baard moest het dan maar, aan het graf. Met een nette broek en dito hemd, maar met de zomerse wildgroei in het aangezicht. Dat zou meneer R.P. vast niet erg vinden.

In het laatste stukje met tram 24, met eindhalte Schoonselhof, heb ik de bloemenwinkels voor het uitkiezen. Het wordt ‘Van Den Nieuwenhof’, waar er drie plantenpotjes met paarse bloemen in een plastic draagtasje gaan. Als een purperen lijkwade, bedenk ik.
‘Moeten ze eigenlijk veel water,’ vraag ik wanneer het briefje van twintig van eigenaar wisselt.
‘Met dit weer, in de hoogzomer,’ antwoordt de vriendelijke bloemiste. ‘Met dit weer toch elke avond.’
‘Maar het is voor op een graf,’ zeg ik. ‘Dus erg veel water zullen ze bij dit weer nooit krijgen.’
‘Daar is geen enkele plant tegen bestand,’ zegt ze.
‘Heide?’ vraag ik.
‘Zelfs heide redt het niet.’ Waarop ze het wisselgeld in mijn uitgestoken hand legt: ‘Dat is dan twee plus twee euro, plus tien, en dat is dan twintig euro geweest.’
‘Twintig euro geweest’, hoor ik terwijl ik de veertien euro in mijn hand natel. Hoeveel dagen zullen de bloemen het uithouden, voor wat het is geweest?

Als ik op het bankje aan de ingang van begraafplaats Schoonselhof wacht op de dichter Jan Aelberts en de uitvaartondernemer, zie ik op het grasveldje aan de overkant van de brede laan de mysterieuze trage dans van drie moslims die hun middaggebed uitvoeren richting Mekka. Voor ze starten drapeert één van hen zijn jasje over het gras, hij weet dat daar straks zijn knieën op moeten, waarna de drie zwarte mannen in een driehoekige formatie met hun neuzen één kant op gaan staan. De man die zijn jasje heeft opgeofferd staat vooraan en neemt het voortouw waarna de andere twee in één beweging volgen, weliswaar met enkele seconden vertraging. Ze buigen, vouwen de handen, gaan door de knieën, maken de foetushouding, raken met het voorhoofd de grond en komen weer recht. Wanneer de man van het jasje aan een tweede ronde begint, staan de achterste twee mannen al enkele seconden extra achter.

Als de derde gebedsronde ingaat komt Jan langs de poort binnen, samen met een stoet wagens. Elke wagen voert afhankelijk van de capaciteit vier of zes moslims mee. Het zijn uitstekende carpoolers bij een uitvaart, blijkt. Als laatste volgt de lijkwagen met een onleesbare Arabische handelsnaam op. Er wordt wat heen-en-weer getoeterd en geroepen waarna de karavaan van wagens naar het juiste perk trekt.

Niet veel later rijdt onze uitvaartondernemer ook de oprijlaan op. Jan en ik krijgen een ritje met de bestelwagen en de wagen waar meneer R.P. in ligt volgt in ons kielzog. Als we perk R naderen zien we het samentroepen van de bonte stoet, hoewel er geen consistentie lijkt te bestaan in het verloop van hun uitvaart. Terwijl we wachten op de vierde drager bekijken we het schouwspel. Iemand loopt te bellen, een ander morrelt wat aan het portier van zijn wagen, en her en der klitten kleine groepjes mensen samen, terwijl de meerderheid rond het graf staat gegroepeerd. Er is geen vrouw te bespeuren.

De vierde drager lijkt niet op te dagen, er wordt even geopperd iemand van de andere uitvaart aan te spreken om te helpen dragen, maar dan wordt een rolwagentje gevonden op grasveld van perk R. Eens de kist door de drie mannen op het karretje is getild, moet het alleen nog maar over de pad van betonnen platen worden gerold, tot aan de kuil. Wanneer de kist daar op schragen wordt geplaatst, kan de uitvaart alvast van start gaan, waarna zij zouden wachten op de vierde man om de kist van meneer R.P. in het graf te laten zakken.

Uiteindelijk hoeft het helemaal niet omslachtig te verlopen, net als Jan zijn gedicht wil aanheffen komt er een graver van de stad aan en hij zal na de korte dienst wel even helpen heffen. De drie potjes met bloemen komen nog op de kist te staan, waarna we een teken krijgen om ons laatste saluut te brengen:


En dan?
Misschien richtte u, in uw laatste dagen

zonder genade een waterpistool

tot uw mond, haalde u de trekker over,

zei u: ‘hout moet drogen voor het brandt.’

We hebben geen idee. Misschien

lagen uw handen al dor geworden,

opgeborgen in dat nieuwe land

van lakens, vertakten ze zich

tot vogelkooien, tot onbewoonbaar

verklaarde daken. En misschien

bewaakte achter het raam de zomer

het lichtzinnige theater, het bloed,

de kindermonden, pleisters.

Alles wat we van u weten ligt begraven,

alles wat u zegt is dat we niks voorkomen,

we de lippen vochtig houden
tot de dood en dan?


We groeten meneer R.P., en dan gaat het snel, met vier dragers. De kist verdwijnt in het gat van de aarde en we wandelen langs het padje terug naar de wagens. Aan de boom voor het praalgraf van Hendrik Conscience nemen we afscheid, we slaan de lift met de bestelwagen naar de hoofdingang af, we lopen wel, dat is gezond, het is mooi weer, we hebben jonge benen.
‘Onder de boom vond ik laatst nog vijftig cent,’ zegt één van de dragers. ‘Fijn dat ze hier tegenwoordig ons drinkgeld achter laten.’
In ‘De Leuvenaar’, de stamkroeg van de Eenzame Uitvaart aan de hoofdingang van begraafplaats Schoonselhof, heffen Jan en ik het glas op meneer R.P. Een witte hond die doof geboren is, en een zwarte poedel bewaken onze benen.


gedicht: Jan Aelberts, verslag: Maarten Inghels.



+

donderdag 22 juli 2010

Eenzame uitvaart nummer 115
N.N., geboortedatum onbekend, gevonden op 17 juni 2010.
Begraafplaats St. Barbara, donderdag 22 juli 2010, 10 uur 's morgens.
Dichter van dienst: F. Starik

Als ik terugkeer van een paar dagen afwezigheid, knippert het lampje van het antwoordapparaat driftig. Van Bokhoven. Eerst de melding van de aanstaande eenzame uitvaart, onbekende dode, dan een boodschap met de dag en het tijdstip van de uitvaart.
Ik zal tot maandag moeten wachten op meer informatie. Op goed geluk googel ik wat op onbekende doden. Er werden er de afgelopen tijd een hoop uit het water gehaald. Te veel om te besluiten wie mijn man gaat zijn. Maandagmiddag krijg ik Van Bokhoven te pakken. Het gaat om een lijk, gevonden in het water van de Nieuwe Vaart, 17 juni, 10 uur 's morgens. Een meneer van 1 meter 89 lang, 94 kilo zwaar. De zaak werd behandeld door bureau IJ-tunnel, ik krijg het nummer van Karin van Wessel. Meer weet Van Bokhoven niet. Ja, dat de officier van Justitie heeft besloten dat er maar eens begraven moet gaan worden. Nasporingen hebben niets opgeleverd. Doodsoorzaak onbekend. Als ik Van Wessel bel, is zij volgens een rechercheur telefonisch in gesprek, als ik een kwartier later nog eens bel, weet een andere rechercheur dat zij op maandag nooit werkt. Woensdag is zij er weer.

Internet dan: ik heb al spoedig beet. 'Het lijk werd gevonden in de Nieuwe Vaart door medewerkers van Novum Nieuws voor de deur van het kantoor van het persbureau aan de Hoogte Kadijk. De politie was rond 10.15 uur ter plaatse. Het lichaam dreef tussen een brug en een scheepswerf. Het is nog onduidelijk hoe de man om het leven is gekomen. Zwart kort kalend haar, baard en snor, 1.90 m. normaal tot stevig postuur (95 kg). Hij droeg een blauwe spijkerbroek van het merk Rica Lewis Historic Jeans, voorzien van een bruine riem, een beige poloshirt maat XXL en een wit hemd maat XL.' Kennelijk is hij postuum nog een kilo aangekomen, alsmede een centimeter gegroeid. Er zijn twee foto's bij het bericht afgedrukt: een 'reconstructie' van zijn gezicht, alsmede de kleren die hij droeg, maar nu gedragen door een andere, veel slankere man, een man zonder hoofd, daar houdt de foto op. Zouden ze daarvoor iemand in dienst hebben? Als ik op 'vergroten' klik zie ik dat het om een paspop gaat, die de kleren van de dode draagt.

Donderdagochtend. Minder heet dan de afgelopen dagen. Bijna fris, mager zonnetje.
De lijkwagen is vroeg: als ik om kwart voor tien de begraafplaats oprijd verdwijnt hij juist de afrit weer af. De dragers staan binnen, in de aula, bij de kist, daar tref ik ook de jonge meneer Degenkamp en de uitvaartleider. We schudden handen. De dragers worden wel begroet, maar handen schudden doe je niet: dat doet niemand. Ik vermoed dat dit een kwestie is van rang en stand. De enkele keer dat ze meekomen koffiedrinken, staan ze bij het uitdelen ook achteraan. Het is een keer gebeurd dat de dragers al koffie hadden genomen toen wij bij de koffiekamer aankwamen: men werd streng terechtgewezen door de oude meneer Degenkamp.

Een van de dragers kondigt aan dat ze er dadelijk wel bij willen komen zitten. Dat is fijn, vinden we eenstemmig. De uitvaartleider loopt met me mee naar buiten. Of de dode nog steeds onbekend is. Of er nog iemand wordt verwacht. Ik verwacht Van Bokhoven, Kiewik zou ook meekomen. Daar zien we de witte dienstauto al komen aanrijden, met Van Bokhoven en chef Kiewik erin. We wisselen gegevens uit. Van Bokhoven is nieuwsgierig of ik nog gerechercheerd heb. 'Alleen wat internet.' Degenkamp vertelt hoe warm het is geweest. Hoe heet het in de aula was, toen er meer dan honderd mensen zaten. Hij had de deur maar opengelaten, voor tenminste nog een beetje frisse lucht. De uitvaartleider laat de muziek zien die hij heeft meegenomen. Andrea Bocelli. 'Dat is wel mooi hoor,' weet hij. Tegen tienen worden de horloges vergeleken, we verschillen allemaal een paar minuten van elkaar. De jonge meneer Degenkamp gaat naar binnen om op de klok van het alarm te kijken. Die staat wel goed. We komen overeen de alarmtijd voor de ware tijd te nemen, wachten nog een paar minuten. Dan gaan we allemaal naar binnen. Kiewik sluit de rij, sluit de deur achter ons.

De dragers lopen met ons mee, helemaal tot vooraan. Zo ver zijn ze nog nooit geweest. Ze blijven altijd achterin zitten. Helemaal achterin, alsof ze er eigenlijk niet bijhoren. Ik schuif op rechts de eerste rij in, twee dragers bezetten de tweede rij. Van Bokhoven en Kieweik op links, eveneens geschaduwd door twee dragers, met de uitvaartleider op de eerste rij. Andrea Bocelli zingt. Iets met herinneren en vrijlaten erin. 'Dare to live,' een duet met Laura Pausini. Dan spreek ik mijn gedicht uit. Ik had van te voren al gewaarschuwd dat het een tamelijk lang gedicht geworden was, voor mijn doen. Het is dan ook een heel werk om het voor te lezen. Ik zie de dragers gespannen toekijken. Er wordt nauwelijks gehoest.




ONBEKEND




Ik wacht op uw gegevens. Ik wacht
waar u gevonden bent. Hoe lang geleden al.
Ik wacht hoe oud u wordt geschat, misschien
van hier, van daar, ik wacht u op, u wordt verwacht.

Het maakt verschil. Volop zomer, een goed moment
om in een gracht te vallen, te struikelen in de nacht.
Je op een zolderkamer te verhangen. Alles kan zolang ik
wacht. De ambtenaar van dienst moet mij nog bellen.

Belt. Een lijk, drijvend in het water. Om tien uur 's morgens
gezien door medewerkers van een persbureau: 17 juni, dit is
het nieuws. Een lange, stevige man, zwart, kort, kalend haar.
Inderdaad uit De Nieuwe Vaart gevist, een half uur later.

94 kilo schoon aan de haak. U zult een jaar of veertig wezen.
U zal een merkloos beige polo dragen in de maat XXL, Rica Lewis
Historic Jeans, dat is een blauwe spijkerbroek, een keurig bijgehouden
snor en baard. Dat is het wel. Doodsoorzaak: onbekend.

De politie noemt het een reconstructie van uw gezicht en ook
de kleren die u droeg -met iemand anders erin- zijn als foto in
de rubriek vermist op internet gezet. Ze weten dus nog altijd niet
wie het is, die zo nadrukkelijk door niemand wordt gemist.

De officier van justitie heeft gezegd ik wil niet langer wachten.
We moeten maar eens gaan begraven. We kunnen u hier boven zo
niet langer laten, zo op het oog niet nog eens veertig jaren. Vandaag,
donderdag 22 juli, een maand later, het is weer tien uur 's morgens

wordt er voor het laatst aan u gedacht, als aan een foto. Vandaag
brengen we u weg. Weg van het water. We wachten geen gegevens meer.
We weten nu waar u gevonden bent, hoe lang geleden al. We weten ook
hoe groot u was, hoe zwaar, hoe oud meneer. We weten niets, zo ongeveer.



© F. Starik, donderdag 22 juni 2010, St. Barbara

Als ik ben uitgesproken, vouw ik mijn papier in vieren en schuif het op de kist, tussen de gele zomerbloemen, laat mijn hand even op de kist rusten, schuif weer in mijn bankje. Andrea zingt Bocelli verder: Romanza. Er valt een lange stilte tussen het tweede en het derde, laatste stuk. 'Because we believe.' Een duet met Marco Borsato. Dan is er genoeg gezongen. De dragers klimmen uit hun bankjes. We staan recht. Achter de baar aan gaat het, de milde zomerochtend in. Traag en zwijgend wandelen we naar zijn laatste rustplaats, zien toe hoe de zware kist met de nodige moeite boven de kuil wordt geplaatst, nog altijd zwijgend staan we voor het graf. De kist zakt zacht schommelend één steek diep. 'Het is toch altijd vreemd, zo'n einde,' verzucht de uitvaartleider. 'We kunnen het zo weer goed afsluiten,' antwoordt Van Bokhoven. 'Schepje zand,' merk ik op. De jonge Degenkamp geeft een volle schep aan. En nog een, en nog een, ook de uitvaartleider werpt een hap. We vertrekken naar de koffiekamer. We vinden de kuil allemaal tamelijk diep uitgevallen, voor één steek. De jonge meneer Degenkamp bezweert dat het toch echt het bovenste graf is. 'We graven tot twee meter twintig,' verklaart hij. 'Best diep,' vindt Kiewik. Je zou dus prima staand kunnen begraven. Ik overweeg of ik het prettiger zou vinden, rechtop te staan, in mijn graf, in plaats van onder of boven iemand anders te moeten liggen. Rust nu maar uit. Plat op je rug. In plaats van rechtop staand, opdat je gemakkelijk hemelwaarts ontspruiten kan. Je zou natuurlijk spoedig in elkaar zakken, zodat er van ontsnappen geen sprake meer kon zijn.

We wandelen terug naar de koffiekamer. De jonge meneer Degenkamp vertelt dat zijn vader gisteren in de schuur van een ladder is gevallen. Ribben gekneusd. Even later voegt hij zich, gekneusd en wel, bij ons gezelschap. Hij feliciteert me met mijn stadsdichterschap. Meneer van Bokhoven vindt dat zoiets goed is voor je roem, hij twijfelt er niet aan dat mensen graag beroemd willen zijn. De uitvaartleider vraagt of ik eigenlijk ergens in geloof. Of er zoiets als een hiernamaals is. 'Daar heb ik geen idee over,' antwoord ik. De teksten van Andrea Bocelli laten er geen twijfel over bestaan, dat de dood het einde niet is, maar juist een heel nieuw begin, ik heb daar geen verstand van. 'Uw gedicht was heel feitelijk,' verklaart hij zich dan. 'Het was inderdaad een lang gedicht,' grinnikt Van Bokhoven. Er wordt om kopietjes gevraagd, de mannen lezen het gedicht nog eens over. 'Wachten en weten,' leg ik dan uit. 'Die omkering zit erin. Wachten. Niet meer wachten, iets te weten komen, nog niets weten.' De oude Degenkamp vertelt dat er laatst iemand voor St. Barbara had gekozen omdat hij in 'dat boekje' had gelezen over Degenkamp en nu die man wel eens in het echt wilde ontmoeten. We lachen. We bespreken de aanstaande serie televisieuitzendingen met eenzame doden erin, maar niemand van ons weet er het fijne van. Thuisgekomen zoek ik het op.

Netwerk-drieluik 'Eenzame dood'
Met EO-collega Auke Schouwstra maakte Nienke Bakker voor Netwerk een driedelige documentaire, Eenzame dood, over mensen die in eenzaamheid stierven. De uitzendingen staan gepland op dinsdag 10, donderdag 12 en dinsdag 17 augustus.
"We beginnen met een verhaal over een Nederlandse zwerver die afgelopen Kerst in Duitsland is doodgevroren," vertelt Nienke. "We hebben zijn leven gereconstrueerd en kwamen uiteindelijk in contact met zijn pleegouders, die in Nederland bleken te wonen. Aflevering 2 gaat over een 15-jarige jongen die in maart zelfmoord pleegde omdat hij zo eenzaam was. Hij had schisis (een hazenlip, red.) en was autistisch. In dit portret komt zijn moeder uitgebreid aan het woord, plus enkele vrienden, die hij dus toch wel had. Die jongen werd vaak gepest. Met de slotaflevering zijn we nu volop bezig, dus daar kan ik nog niets over verklappen." www.netwerk.tv




© voor gedicht en verslag: F. Starik, donderdag 22 juli 2010





+

vrijdag 9 juli 2010

Rotterdam # 8

Eenzame uitvaart 8, Rotterdam

I.M. Corina Boti (geboortedatum en tevens overleden op: 28-06-2010)
6 juli 2010, 15.30 uur, crematorium Hofwijk, Rotterdam
dichter van dienst: Daniël Dee

Op donderdag 1 juli 2010 word ik gebeld door Peter Boertjes, klantmanager van de Afdeling Stedelijke Zorg Team 3 van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Rotterdam over een ophanden zijnde eenzame uitvaart. Ongeveer een week eerder belde Rien Vroegindeweij me op met het verzoek om tijdelijk de coördinatie van de eenzame uitvaarten in Rotterdam over te nemen, omdat hijzelf op vakantie ging. Rien vertelde me tijdens het telefoongesprek dat hij geen drukte verwachtte. Maar hij is koud een week weg of de eerste eenzame uitvaart dient zich al aan.

Het gaat om Corina Boti, een doodgeboren baby van vierentwintig weken. Over de achtergrond is weinig tot niets bekend. Een en ander heeft plaats gevonden in het Sofia kinderziekenhuis in Rotterdam. Beide ouders hebben aangegeven nergens voor te willen zorgen. Corina is in zekere zin een grensgeval. Was zij een week eerder levenloos ter wereld gekomen dan was het bij wet niet verplicht om haar te begraven danwel te cremeren. Er is overigens gekozen om het lichaam van Corina te cremeren.

Op dinsdag 6 juli is het mooi weer en ik besluit op de fiets naar crematorium Hofwijk te gaan. De fietstocht van een half uur voert mij langs de Schie in een bijna landelijk gebied, zeker voor Rotterdamse begrippen.

Omdat ik iets te vroeg ben mag ik plaatsnemen in de ontvangstruimte. Op een groot lcd-scherm is de naam Corina Boti reeds geprojecteerd. Een crematorium medewerkster loopt voorbij en zegt: 'Corina, mooie naam. Ik heet Rina. Mooie naam.' Ik knik ter bevestiging.

Om 15.30u begint de plechtigheid. De aanwezigen zijn, buiten mijzelf, drie medewerkers van crematorium Hofwijk, Peter Boertjes en een collega van hem. Wij worden onder begeleiding van muziek de kleinste aula van het complex ingeleid, genaamd Lilium. In het midden staat pontificaal een roze kist. De kist is bijzonder klein, hij heeft nog niet eens de lengte van mijn onderarm. De aanblik raakt me, hoewel ik van tevoren had kunnen bedenken dat de kist niet al te groot zou zijn.

Als de muziek is afgelopen draag ik mijn gedicht voor.



Voor Corina

de zon heeft nooit in je ogen gestaan
jij kwam niet verder dan de baarmoeder
die omgekeerde echo waar alles begint
na die levengevende vonk in die extra tijd
was je een mens in wording net als wij
even nietig als de rest leefde je zonder
adem zonder lucht maar met gewaarwording
noem het zoete dromen van melk en honing

je zou een oneindige lijst kunnen opstellen
van alles wat je niet zult beleven

daar gaat het niet om, het gaat om wat er was
en dat is altijd iets extra's dat is altijd iets

de wereld zucht toch al zo lang
om alle onrechtvaardigheid

al die zuchten nemen je nu mee
hoger en hoger een wervelwind
van melk en honing naar de zon
en al je suikerspinnendromen
schitteren in je ogen met duikvluchten
en salto's in een oneindige achtbaan
van moedige vrolijkheid en helder gelach

je reis eindigde dan wel abrupt voor hij begon
er kan je nu niets meer gebeuren



Ik leg mijn gedicht op de kist en de muziek wordt weer aangezet ten teken dat wij de afscheidsruimte kunnen verlaten.

© verslag en gedicht Daniël Dee