UITVAARTEN

Omschrijving van de eenzame uitvaarten in Nederland bijgewoond door de dichters in dienst van de stichting Eenzame uitvaart

vrijdag 28 augustus 2009

Eenzame Uitvaart nr.3, Antwerpen
R.H.
27 augustus 2009, Begraafplaats Berchem.
ANTWERPEN, BEGRAAFPLAATS BERCHEM, BERNARD DEWULF
R.H. is op 21 februari 1923 geboren en overleden op 19 augustus 2009.
Dichter van dienst was Bernard Dewulf.
Enkele dagen nadat een inkomende mail van de begrafenisondernemer me meedeelde dat er een Eenzame Uitvaart op komst was, zag ik bij het boodschappen doen in de Aldi dat er een actie was. De chrysanten stonden in aanbieding. Een 3-stek voor 0,99,-. Ik kocht er twee. Typische grafbloemen, maar bij de vorige uitvaart vond ik de berg aarde maar een kale bedoening. Bij het eenvoudige houten kruis kon nog wel een bloemetje staan. Het zal wel aan mijn fatsoen liggen, dat ik nergens met lege handen wil toekomen, maar toen ik de twee potjes chrysanten in een doorschijnend plastic draagtasje stak bedacht ik dat R.H. het vast wel mooi had gevonden. Wat kleur op zijn graf. In de plaats van een grijze zerk die hij niet zal krijgen.

Na een korte wandeling van de halte van tram 7 naar de begraafplaats van Berchem ben ik nog ruim op tijd. Bernard Dewulf stapt uit zijn auto, vest over de arm, zonnebril op. In de twintig minuten die volgen huppelt het gesprek naar alle kanten; van Josse De Pauw, naar opgroeiende kinderen. Van columns voor De Morgen naar het schrijven van een roman. Bernard moet voor vier uur zeker weer door, zegt hij, want zijn zoon moet nog een lift krijgen om de trein te halen. Ik verzeker dat de uitvaart waarschijnlijk niet lang zal duren. Standaard vraag ik aan de dichter van dienst of het was gelukt om een gedicht te schrijven voor een onbekende. Weliswaar had ik van het rusthuis nog summiere gegevens gekregen, makkelijk schrijven is het niet. Naast de veelgebruikte ‘een erg gesloten iemand’, wisten we dat meneer H. van sport hield – meer bepaald van zwemmen en wandelen in de natuur -, en dat hij postzegels verzamelde. Wel vijf albums vol. Hij moet nog een erg actieve man zijn geweest. Er werd nog doorgegeven dat hij ongehuwd was, en kennissen noch familie had. Nadat het ondertussen al drie uur is geweest en we de lange zwarte wagen nog niet hebben zien passeren, wandelen we naar de overzijde van de begraafplaats waar de andere ingang zich bevindt. Aangekomen bij het bijgebouw vinden we om vijf na drie de ceremoniemeester Bert – die ik in januari al had ontmoet – en drie dragers. Aan de straatkant wachten ze samen met de graver van de gemeente nog op hun vierde man. Die moet nog van een andere dienst komen die is uitgelopen. Wanneer hij arriveert gaat het snel; we werpen onze sigarettenpeuken in de berm, zetten de gsm’s op stil en ik neem mijn tasje met chrysanten bij de hand.

De vier dragers haken per twee hun armen in elkaar en de kist wordt met een kleine stoet het kerkhof op gedragen. Vooraan loopt de graver, daarna de schommelende houten boot, dan Bert en achteraan bungelen Bernard en ik. Ik vraag me af of de dragers dikke epauletten onder hun jassen dragen, tegen de schouderpijn, of dat ze af en toe van kant wisselen. Met hun oren tegen de zijkant van de kist gedrukt komen de dragers aan bij de uitgegraven kuil en wordt meneer H. op twee schragen geplaatst. Mijn twee chrysanten krijgen een plaatsje op de kist. Ceremoniemeester Bert geeft me een teken dat het onze beurt is nu, en op mijn beurt knik ik naar Bernard die met vaste stem het gedicht voordraagt:


Voor R.H. (1923 - 2009)

De eenzamen gaan zoals iedereen,

maar er kleven postzegels aan hun lakens

en zij stapten sprakeloos door de natuur.

We kunnen ze niet kennen, zoals talen,

maar niemand loopt ze blind voorbij.

We halen ze in in elk waaiend lichaam.

Soms zijn ze groot en beweeglijk,

in elke omgang zijn ze benoembaar.

Men komt ze tegen en groet hun naam

als een vriend, een vrouw of een holte.

Ze zijn herkenbaar aan onze gebaren

en bewegen zich onder elkaar als iedereen.

Er worden riemen onder de kist geschoven die door de handvatten worden gestoken, en nadat de schragen er van onderuit zijn gehaald draaien de dragers met een kleine zwaai de kist een halve slag om, dragen hem tot boven de kuil en laten het houten gevaarte gelijkmatig zakken. De vijf in pak buigen rond het graf en dan is het weer onze beurt. Na het groeten legt Bernard het gedicht dat op een in vier gevouwen vel staat in het graf. Bij de wandeling naar de auto besluiten we dat de begraafplaats van Berchem erg mooi is, en in die zin erg ‘gezellig’ aandoet. De graven staan dicht opeen, met hier en daar een boom ertussen. Intiemer dan begraafplaats Schoonselhof. Bernard Dewulf zet me af aan het rode licht achter het oude justitiepaleis in Antwerpen. Vanaf die hoek is het voor mij nog maar vijf minuten wandelen. In stilte slenter ik naar huis. ’s Avonds krijg ik een mail van Bernard. Zijn zoon heeft keurig de trein gehaald.

Voor gedicht: Bernard Dewulf

Voor verslag: Maarten Inghels




+

woensdag 12 augustus 2009

Eenzame Uitvaart nr.2, Antwerpen,
F.T.
11 augustus 2009, Schoonselhof, Wilrijk.

dichter van dienst JAN AELBERTS

Nadat een vorige uitvaart, waarvoor ik al een dichter had ingeschakeld, toch geen eenzame uitvaart zou worden, op het laatste moment dook er gelukkig nog familie op, was er nu meer zekerheid. Meneer F.T. werd door de politie aangetroffen in zijn woning waarna de buren verklaarden dat het een eenzaat betrof. Ongehuwd, geen kinderen. Iemand die nooit bezoek kreeg.

Na het weekend zou meneer begraven worden op begraafplaats Schoonselhof, in de middag, kreeg ik per mail van de begrafenisondernemer aan. Er dook een probleem op omdat ik enkele uren later op die dag een vliegtuig had te nemen in Charleroi. Ik zou het nooit halen, aangezien men al wekenlang de versmalling van de E19 Antwerpen-Brussel aankondigde, en bijhorende files op de alternatieve route: de lelijke Boomsesteenweg met zijn ontelbare stoplichten. Na enkele telefoons en mails kom ik met de begrafenisondernemer overeen de uitvaart te vervroegen naar half tien in de ochtend. Omdat dit nog maar de tweede uitvaart is die we verzorgen, en er nog wat smeer in de communicatie met het uitvaartcentrum moet komen, wil ik geen verstek geven. Dichter Jan Aelberts antwoordt bevestigend op de vraag dat weekend nog een gedicht te schrijven voor F.T. Er zijn weinig tot geen gegevens bekend.

De avond voor de uitvaart slaat het weer om. De aanhoudende hittegolf van die week krijgt een regenachtig karakter dat niet zal stoppen tot ik op het vliegtuig zal stappen. Als ik na een onrustig nacht hondsvroeg opsta lijkt het gestopt te zijn met miezeren, maar het weer blijft grijs. Op tram 24 richting Schoonselhof is het verdacht rustig. Snel wissel ik nog wat tekstberichtjes met Aelberts die vanuit Gent de trein naar Antwerpen nam. Ik schrijf dat hij best in het station van Berchem afstapt en een taxi naar de begraafplaats neemt. De doden huizen een heel eind buiten de stad.

Nadat Jan de taxi-chauffeur betaald heeft, we gelijktijdig sigaretten opsteken, ik even met de begrafenisondernemer heb getelefoneerd, blijkt dat we aan de verkeerde ingang van Schoonselhof staan. Die van het crematorium, en naar de andere ingang waar de begrafenis doorgaat is toch een kwartier loopafstand. Daar aangekomen blijkt de kleine stoet al onderweg te zijn naar perk U. Uitgeteld en genoeg gejogd voor een week kan ik de begrafenismedewerker teken doen dat we er zijn, en op zijn beurt gaat hij in een drafje naar het graf en maant de graver tot stoppen. Die wilde net de kuil gaan dichtgooien.

Met drie staan we aan de voet van het graf. De begrafenisondernemer met zijn mooie zwarte pak, mantel en dito stropdas, doet teken dat we een laatste groet aan meneer F.T. kunnen brengen. Naast de kuil die gelijkmatig rechthoekig is afgegraven ligt een grote hoop zand, waarin naast de schop ook al het bruine kruisje staat. ‘F.T. 2009’ staat er in het wit op geschilderd. Geen geboortejaar. Jan leest zijn lange gedicht voor, met ietwat trillende stem en met gebogen hoofden luisteren we:

Voor F.T. (1928 – 2009)

Hij bestaat niet meer zoals hij eerst bestond, blauw doorbloed

kortademig en met open mond kwijlde hij zijn vuisten nat, bereid

om ze te heffen voor een koningsdroom, een heldendaad zoals

het eerste lopen dichter bij bestormen staat dan alle andere dagen.

Om hem heen verslikken jongens zich in hun jeugd, happen landen

koortsig naar oorlog, breken alle kalveren hun poten van extase

aan de voet van hun overgave. Ze branden langzaam op tot wolken.

Maar alles dooft ook weer. Elk woord laat zich zonder verzet

vervangen door zwijgzaamheid en zinderende straatlantaarns.

En in het canvas van de televisie dansen de jongens verder in kleur.

Ook dat is vrede.

Dan pas staat de eenzaat op met gebalde vuisten, als een reus

gewapend met stilte en een verbeten glimlach tussen de kaken.

Ergens halverwege de scherpte van een polaroid volgt hij de goten,

bestaat hij zomaar, zonder reclame voor bereikbaarheid,

altijd en overal. Als een slaaplied voor het ontbreken

kruipen twee gebalde vuisten tegen zijn lichaam aan.

Ook dat volstaat.


Nu kan je naar eigen geloof de laatste groet brengen, suggereerde de uitvaartmedewerker, aarde op de kist werpen behoort ook tot de opties. Hij stelt de lichte buiging voor, een beweging die hij voordoet door een lange knik te maken met zijn hoofd en het bovenlichaam mee te laten hangen. Daarna loop ik naar de berg aarde en steek mijn hand tot aan de pols erin. Een doffe klap van het zand op de kist van een goedkoop model volgt. De kist is redelijk smal vanonder en breed vanboven. Gouden bouten op het deksel.
Wanneer we uit perk U komen staat de bejaardenhelpster ons op te wachten. Ze is met haar kleine autootje gekomen dat staat te blinken naast de lange slee van het uitvaartcentrum. Zij heeft meneer T. jarenlang aan huis verzorgd. Toen ze van het OCMW vernam dat meneer overleden was, wist ze dat niemand aanwezig zou zijn, dus kwam zij maar. Ze vertelt dat F.T. werd gevonden met de kat liggend op zijn buik, die twee wilden geen afscheid nemen. Lang geleden had de verzorgster beloofd een goede thuis voor zijn dierbare poes te zoeken wanneer hij er niet meer zou zijn. Zij had de kat nu in huis genomen.

‘Een mooi verhaal,’ zeg ik tegen Jan, langs de brede lanen op weg naar de tramhalte. ‘Dat had je kunnen verwerken in je gedicht.’ Een grote reiger vliegt over.
‘Als we het vroeger hadden geweten,’ antwoordt Jan.
De bejaardenverzorgster rijdt ons in haar kleine autootje voorbij en wuift even. Zwijgend wandelen we verder.

Voor gedicht: Jan Aelberts

Voor verslag: Maarten Inghels