UITVAARTEN

Omschrijving van de eenzame uitvaarten in Nederland bijgewoond door de dichters in dienst van de stichting Eenzame uitvaart

zaterdag 23 mei 2009

Eenzame uitvaart nummer 14, Den Haag

Begraafplaats Oud Eik en Duinen
Maandag 18 mei 2009, 9.00 uur

Dichter van dienst: Ruth van Rossum
Overledene: onbekende man
Geboren: onbekend
Overleden: onbekend
Gevonden op 28 april 2009, 8.15 uur in Den Haag

De ochtend is aarzelend begonnen. Op mijn fiets onderweg naar de begraafplaats hebben de wolken toch besloten de zon er door te laten, al fietsend wissel ik van kijk- naar zonnebril.
Voor de aula staat in een stemmig donker mantelpakje Ruth van Rossum al te wachten. Een klein boeketje met onder andere een net ontluikende rododendronbloem bij zich en een volle aktetas. Dat is meer bagage dan dat we te horen hebben gekregen over de gestorven man: vrijwel niets over hem.

Op de laatste dinsdagochtend van april is hij in het Zuiderpark door een voorbijganger (…) gezien. Hangend aan een boom. Ontdek je zoiets, dan ben je om acht uur vijftien meteen goed wakker. De dode man van waarschijnlijk Chinese afkomst had valse papieren bij zich. Verder niets. Waar of hij precies vandaan kwam zijn we niet te weten gekomen. De reden of redenen van zijn zelfmoord evenmin. Er is niemand naar de politie gegaan omdat ze hem misten. Zál hij ergens door iemand gemist worden?
Het kan toch bijna niet anders dan dat er mensen, misschien ook illegaal in Nederland, hem hebben gekend? Werd hij op de hielen gezeten, was hij ongelukkig, ging hij met iemand om die kwaad op hem was en wilde verraden?

In het portaal van de aula ligt zoals altijd een condoleanceboek, die zal zoals bij nagenoeg alle eenzame uitvaarten leeg blijven. Op de plek waar een kaarthouder hangt met ruimte voor de naam, sterf- en geboortedatum van de overledene, zit vanmorgen geen kaart. Zelfs geen blanco vel papier.
De deur gaat open. ‘Lovers’ van de filmcomponist Shigeru Umebayashi, gezongen door Kathleen Battle, komt Ruth en mij tegemoet. Een prachtig lied: “There Was A Field In My Old Town/(...)Time Has Passed/So Much Has Changed/But The Field Remains In My Heart.”
Zon danst door de hoge glas in loodramen over de kist. Af en toe is er een bundel licht die enkel over de kist blijft schijnen. Is dit toeval, of heeft de architect bij het bouwen rekening gehouden met de ramen en het licht dat binnenkomt waar de overledene ligt?
Na de laatste tonen van Lovers staat Ruth op, leest kalm haar gedicht.
Daarna brengt ze het gedicht en de bloemen naar de kist. Wanneer ze weer naast me zit dan speelt cellist Yo-Yo Ma een muziekstuk dat geïnspireerd is door de zijderoute: ‘Distant green valley.’ Na dit nummer blijft het een moment stil.

Dan komt de uitvaartman weer in beeld, de kaarsen links en rechts bij het hoofdeinde van de kist worden uitgeblazen, de houten standaards weggezet, de gordijnen bij de achtermuur gaan open en de deuren van slot.
De dragers komen aan de zijkanten van de kist staan om deze naar buiten te dragen. Ze nemen hun hoed af, buigen, zetten hoed weer op en tillen tegelijk de kist van de standaard. Een zware kist zo te zien. Ze hoeven er slechts een klein stukje mee te lopen want de rijdende baar staat dichtbij. Ruth en ik lopen achter de kist mee naar het graf. Op die plek is nog een kleine stilte, stilte van mensenstemmen, de vogels hier zijn vertrouwd met de bomen, de doden en levenden.
Na het afscheid wandelen Ruth en ik naar onze fietsen. Iets verderop in de Laan van Eik en Duinen strijken we neer bij Paviljoen De Mient, drinken er voor amper een euro(!) verse koffie. Daarna gaan we ieder onze eigen weg.

© verslag: Henk van Zuiden

Herbergzaamheid

Er is een wereld van thuiskomen, brood om te delen
aan een tafel, de kinderen in bed gelezen, het licht
uitdoen beneden als je slapen gaat, de koffie alvast
klaargezet, gebouwen waar je binnen mag, gezien.

Er zijn andere werelden die door deze wereld lopen.
Meestal wel aan eten kunnen komen, onopvallend
leven, ergens een bed hebben, niet achtervolgd, in
de schemer iets verdienen, mensen die je kennen.

En er is het riool. Ondergedoken als een rat in leven
zien te blijven. Kruipen langs de plinten. Niemand in
de ogen kijken. Nooit verslappen. Er niet mogen zijn.

Is dan herbergzaamheid een touw, een boom in het
donker van een park, een afgelegen plek om ermee
op te houden als er nergens nog wereld is voor jou?


© gedicht: Ruth van Rossum





+

woensdag 6 mei 2009

Eenzame Uitvaart nummer 13, Den Haag

Den Haag, Begraafplaats Oud Eik en Duinen
Dinsdag 5 mei 2009, 9 uur

Dichter van dienst: Gilles Boeuf
Overledene: de heer C.W.A. Veerman
Geboren: 12-11-1946, Den Haag
Overleden: 27-4-2009, Den Haag

Het is Bevrijdingsdag. Op weg naar de begraafplaats aan de andere kant van de stad hangen de vlaggen uit. Grijze lucht. Frisse wind. Ik loop langs het bord waar de begrafenis op staat aangekondigd en denk aan de zus van de heer Veerman die ‘er niets mee te maken wilde hebben’. We lijken soms een soort hemellichamen met een eigen dampkring om ons heen en een straal van een jaar aan ons klevend. Zo probeer ik mij voor te stellen dat iemand uit je gezichtsveld kan raken, met of zonder dramatische gebeurtenissen uit het verleden.

In dit geval was mij niets bekend van de overledene. Een adres, de Dalerveenstraat en kijkend op de kaart kan ik mij er alles al bij voorstellen. Stil, naoorlogs Den Haag. Een beetje armoedig maar niet verloederd. Ik voel mij stil en spaarzaam worden, spaarzaam met woorden. De heer Veerman heeft bij KPN mobile gewerkt en is vervroegd met pensioen gegaan. KPN mobile, de ‘mobile’ toevoeging klinkt oneindig troostelozer dan de Dalerveenstraat. En meer is er niet bekend. Ja, dat zijn huis totaal vervuild was en dat er behalve een bank bijna niets in stond.

Ik rijd toch even naar de Dalerveenstraat, aan de andere kant van het Zuiderpark. Er is niemand op straat en ik lees alle naambordjes van de portiekflat. Ook zijn bordje. Een naam, hij heeft bestaan. Het appartement ziet er grauw uit en heel gewoon, de voordeur is vervuild. Mijn hond rent onstuimig in het rond op het grasveld achter de flat. Naast de betonnen vuilcontainers liggen de clichés van achteloosheid: een oud matras, een kapotte televisie.

De uitvaartleider komt op mij af. Hij draagt een jacquet en kan er niet over uit dat er werkelijk niemand komt. Tot op het laatste moment staan we buiten te wachten. Als het dan iets over negenen is gaat hij maar de dragers halen om in de aula plaats te nemen. De mooie dragers met hun hoeden in de hand die luisteren naar de verzamelnaam ‘heren’. De muziek die ik heb uitgezocht is het Kyrie en het Sanctus Benedictus uit het Requiem van Jean Gilles. Net als vorige keren knikken de dragers mij zachtjes toe wanneer ik mijn gedicht heb voorgedragen. Het ontroert mij, juist omdat we verder geen contact hebben en er niet met elkaar gesproken wordt.

Je leeft wijd uit je sterfelijkheid en verzamelt al het mogelijke om je heen. Of niet om wat voor reden dan ook. In mijn gedicht heb ik de gemeenschappelijkheid gezocht, niet de verbazing om een einde zonder bekenden rond de kist. We lopen naar het graf en nadat we een minuut stil zijn geweest zakt de kist de kelder in. Wanneer ik even later bij de uitgang sta zie ik één voor één de dragers in hun dagelijkse kleding vertrekken. De jongste met een bomberjack aan op de scooter. Met opgeheven hand groeten zij mij stuk voor stuk.


Verbeelding


ouders verbeelden een kind
het leven in over de kloof

het leven in, dat is werk
soms duurt dat zo lang

een schoon huis, een bank,
de boodschappen

één langgerekte kloof

ik sta in de Dalerveenstraat
om het leven van een man
met een vies huis, het eeuwige werk,
een verre zus,
te verbeelden

ik vergaap mij niet aan een kloof
zijn leven en het mijne,
ons leven
hangend
aan spinrag van verbeelding



in memoriam: C.W.A. Veerman

* 12-11-1946
† 27-4-2009




© voor gedicht en verslag: Gilles Boeuf




+

EENZAME UITVAART NUMMER 12, DEN HAAG

I.M. Janusz Nowicki, geboren op 31 mei 1969 in Bychawa, Polen, overleden te Den Haag op 20 april 2009.

Begraafplaats Nieuw Eik en Duinen, maandag 4 mei 2009 om 09:00 uur.
Dichter van dienst: Erwin Vogelezang

Het gegeven dat er een stoffelijk overschot in de Haagse Prinsessegracht is gevonden, leidt op een internetforum al snel tot een klaagzang over de onveiligheid die zo kenmerkend is voor de huidige tijd of althans als zodanig wordt ervaren. Toch is Janusz niet door geweld om het leven gekomen. Hoewel: op basis van de weinige feiten zou je voorzichtig kunnen concluderen dat misschien sprake was van 'vertraagde zelfmoord', want de 39 jarige Pool zou – het landscliché indachtig – een groot liefhebber van alcohol zijn geweest. En ook de associatie met geweld is niet eens zo vergezocht. Alcohol en Janusz lagen elkaar immers minder goed dan Janusz zelf moet hebben aangenomen.

Dat hij in beschonken toestand agressief gedrag vertoonde, dat hij een door zijn (tijdelijke) werkgever ter beschikking gestelde caravan onlangs grondig 'renoveerde' en dat zijn moeder nog steeds in Polen woont; het zijn de weinige feiten waaruit ik een gedicht moet 'destilleren.' Verder is er vooral veel onduidelijk. Hoe (dronken? epileptische aanval?) Janusz te water is geraakt bijvoorbeeld. En wat hij überhaupt in Den Haag deed. Dat de Poolse ambassade het gedicht – in vertaalde vorm – naar de moeder opstuurt, maakt het nog lastiger om een waardige tekst te produceren. Moet ik Janusz portretteren als een zachtaardige man, die altijd het beste met de wereld en zichzelf voorhad? Moet ik zijn moeder 'post mortem' op zijn vermeende tekortkomingen wijzen? De makkelijkste weg – het is tenslotte 4 mei – leidt tot een nogal onpersoonlijke eerste versie. Kiezen voor flarf? Maar wat zegt 'onze' dodenherdenking of een flarfgedicht een zoonloze moeder in een Pools kwartstadje? Uiteindelijk besluit ik om het gedicht wat traditioneler op te zetten en een sentimentele wending te geven. Want dichten voor de dode, is soms ook dichten voor de levende.


Janusz gaat op reis

It's a wonderful life – if you can find it (Nick Cave, 'Wonderful Life')

van Bychawa naar Lublin naar Tilburg tot hier:
iedere bestemming een belofte, iedere aankomst
bier. soms dronk je op stations, winterhard

tegen het wachten, vaak op het verleden, zelden
samen en altijd alleen. we gunden je een caravan
om in te wonen, een baan om voort te bestaan,

legden uit dat je een productiemedewerker
en buitenlandse collega was. jij stapelde boze
blikken; bonen in de ochtend, Żywiec daarna.

toch: in de buik van de vrouw die nu opnieuw
de dagen aftelt tot je komst, was je een belofte.
naar huis, naar haar, bleef je altijd onderweg.


Ik lees het tijdens de crematieplechtigheid voor een publiek van drie; mijn vriendin en twee medewerkers van de uitvaartorganisatie. Het ingelijste gedicht en een vers geplukt bosje vergeet-mij-nietjes staan op de kist. We'll Meet Again (Johnny Cash) en een live uitvoering van Cohen's Bird on a Wire later (de door ons opgestuurde cd is niet aangekomen, dus we doen het met tweede keuzes), staan we weer buiten. Ook wij gaan naar huis.


© voor gedicht en verslag: Erwin Vogelezang



+